Onderwijzers meer waard dan hoger kader overheid

De verwarring in de zaak van de BvL is compleet nu in het Staatsblad van de Republiek Suriname een resolutie van 18 februari 2017 is gepubliceerd. De resolutie heeft als onderwerp het uittreden van de onderwijsgevenden uit het Ambtenarenbezoldigingsbesluit en de FISO-regeling met ingang van 01 januari 2017. De resolutie verwijst naar een regeringsbesluit vervat in een missive van 27 december 2016. De resolutie geeft aan dat er een loonaanpassing van onderwijsgevenden noodzakelijk is ‘in verband met de implementatie van het herwaarderingsprogramma van het onderwijs’. Daarmee is dus gezegd dat de zogenaamde herwaardering in mooie verpakking voor een groot deel neerkomt op een loonsverhoging. De resolutie zegt in dezelfde overweging verder dat omdat er een loonsverhoging moet plaatsvinden ‘ de FISO regeling niet langer op hen van kracht zal zijn’. De leerkrachten zullen dus niet meer vallen onder FISO-regels. Of dat met deze resolutie al een feit is of daarvoor een aparte handeling moet worden getroffen, is een vraagteken. In de overweging is bijvoorbeeld ook opgenomen dat een ‘bijlage 2 behorende bij de resolutie van 07 december 2012’ zal worden ingetrokken. Deze resolutie van 2012 regelde de bezoldigingsreeks van onderwijsgevenden. Deze bijlage zal zijn ingetrokken wanneer de nieuwe resolutie van 2016 in werking treedt. De nieuwe resolutie heeft besloten dat deze bijlage 2 al te rekenen van 01 januari 2017 zal zijn ingetrokken. Verder is bepaald dat voor de onderwijsgevenden van het Bijzonder Onderwijs, de Personeelswet niet langer van toepassing zal zijn en dat die zullen vallen ‘onder de bepalingen zoals aangegeven in het Burgerlijk Wetboek’. De vraag rijst of hiermee een nieuwe situatie is gecreëerd. Volgens onze informatie waren deze onderwijzers die onder meer in dienst waren bij een aantal religieuze stichtingen en organisaties die ook scholen draaiden, niet in dienst van de overheid. Als de Personeelswet niet van toepassing is op deze onderwijzers, dan betekent dat dat zijn geen landsdienaren zijn. Landsdienaren zijn volgens de Personeelswet personen die als een ambtenaar een aanstelling van de regering hebben gehad of ze zijn arbeidscontractanten. De laatste zijn personen die een arbeidsovereenkomst met de staat hebben gesloten. De nieuwe resolutie bepaalt verder dat de onderwijsgevenden die niet vallen onder het Bijzonder Onderwijs, onder werking van de Personeelswet vallen. Hiermee is geen nieuwe situatie ontstaan, omdat deze onderwijzers al onder de Personeelswet vielen. Dat betekent dus dat volgens deze resolutie de onderwijzers niet gelicht zijn uit het ambtenarenapparaat, althans die welke vielen onder de Personeelswet en dus landsdienaren waren. De onderwijzers hun betaling valt dus en bloc niet meer onder de FISO-regeling. Een bijlage 2 uit 2012 is ingetrokken en daar in de plaats is een nieuwe reeks in werking gebracht. De nieuwe resolutie bepaalt dat de implementatie van de bestuurlijke componenten en de organisatorische componenten te rekenen van 01 april 2017 een feit zal zijn. Dat wil dus zeggen dat lanti haar administratieve huiswerk binnen zal hebben gedaan om alles wat in de resolutie staat opgenomen, ten uitvoer te brengen. Aan de resolutie van 2016 is een salarisreeks gehecht die de nieuwe betalingsreeks van de leraren moet aangeven. De leerkrachten zijn verdeeld in 4 graden: 1ste graad tot en met 4de graad. De 2de en de 3de graad bestaan elk uit 3 looncategorieën, de 1ste en de 4de bestaan uit 1 categorie. In de totale loonreeks is SRD 7.360 (maximum eerste graad) het hoogste salaris en SRD 2.402 (minimum 4de graad) het laagste salaris. Het gemiddelde salaris op de overgang tussen de 2de en de 3de graad is SRD 3.680 en SRD 4.880. Als een leerkracht op basis van zijn kwalificaties en eventueel ervaring tussen de graden mag klimmen dan zijn er 3 promotiemogelijkheden. Wanneer deze mogelijkheden strenger worden beoordeeld, dan zijn er 7 promotiemogelijkheden in een carrière. De vraag rijst concreet hoeveel een volwaardige glo-leerkracht, een voj-leerkracht en een vos-leerkracht zal verdienen. De op een na hoogste graad bestaat uit drie categorieën die variëren van SRD 4.280 en SRD 5.880. De op een na laagste categorie varieert van SRD 2.796 tot SRD 4.280. De tussencategorie van de op een na laagste graad varieert tussen de SRD 3.280 en de SRD 3.780. Deze categorie is boven de bezoldiging die afgestudeerden bachelors (B.Sc) en masters (M.Sc) van de universiteit ontvangen bij de overheid. Uit de 8 looncategorieën behorende bij de 4 graden zijn 6 boven de bezoldiging van een B.Sc of M.Sc. bij de overheid. De vraag die gesteld moet worden, of dit een rechtvaardige zaak is. De overheid heeft een kadertekort, een heel klein deel van het ambtenarenapparaat bestaat uit hoger kader. De loonsverhoging voor de leraren zal een scheve verhouding teweeg brengen ten nadele van het hoger kader bij de overheid. De overheid is bij de formulering en implementatie van haar beleid afhankelijk van dit hoger kader.

error: Kopiëren mag niet!