Voor het voetlicht

De zoveelste aanval op het Centraal Hoofdstembureau (CHS) vanuit de hoek van de oppositie van het parlement staat weer genoteerd. Niet wat het CHS wel of niet verkeerd heeft gedaan, maar de schande die ons land berokkend wordt door een wetsproduct van weleer, waarvan de kwaliteit de juiste weerspiegeling is van het onvermogen van wetgevers. Dit is de tragiek van het beschamend verhaal. De verwarring rond de terugroepaffaire is ook de harde getuigenis van het niveau waarop de Surinaamse politieke praktijk zich thans bevindt. De ‘Terugroepwet” is het ondemocratische voortbrengsel van een grondwettelijk orgaan waarvan een deel nu in naam van ons allen de overwinning viert op een administratief/toezichthoudend orgaan van de overheid dat op onbegrijpelijke wijze gevonnist is. Dat het orgaan in kwestie de status van rechtspersoon heeft waartegen kan worden geprocedeerd, is de samenleving nimmer medegedeeld. De opbrengst van de aangekondigde veiling van volkseigendommen verdwijnt stellig in de broekzakken van enkelen. Voorwaar, een ode aan ons parlement!
Het beeld en de kwaliteit van de heersende moraal in politieke organisaties wordt scherper wanneer samenwerkende politieke partijen nu ook elkaars leden inpikken. Wel is de eerste breuklijn op het raakvlak van twee traditionele samenwerkingspartners reeds zichtbaar. Intussen heeft de volgende vakbondswerker middels bokkesprong zijn nieuwe weg gevonden richting vruchtbare politieke tijden voor zichzelf. De overloper heeft tot heden met geen woord gerept over de ware redenen van zijn overlopen of van zijn partijverraad. De fakkelpartij zal dit niet zonder meer accepteren. Recente uitspraken wijzen reeds in die richting. Eerzucht speelt de mens parten. Er zijn nu eenmaal personen op deze aardbodem, dus ook in ons land, die niets belangeloos kunnen doen. Belangeloos in de zin van: ‘’ik doe dit niet om eigen gewin, maar om anderen van nut te zijn’. Wie het onderste uit de kan wil, krijgt het deksel op de neus. In de Surinaamse politiek kent menig politicus geen eindpunt van zijn of haar politieke loopbaan. Neem maar het recente voorval waarbij een gewezen politica publiekelijk treurt om haar lot dat haar recentelijk geen plekje in het hoofdbestuur van haar zo gekoesterde politieke partij werd toebedeeld. Een mogelijke afstraffing voor eindeloze geldingsdrang? Beschavingsarbeid verrichten voor eigen land of voor jouw eigen organisatie moet ook met slechts een dankwoord of schouderklop als enige beloning verricht kunnen worden.
Een andere kopzorg zal ongetwijfeld opkomen in beloningsland van de overheid, indien wederom afzonderlijke woonvoorzieningen getroffen zullen worden voor categorieën landsdienaren. Bewindspersonen doen er goed vooral in dit tijdsgewricht geen beelden van loonsverhogingen door herwaardering of anderszins op te roepen. Functievergelijkingen zonder maatschappelijke, juridische, technische , organisatorische of functiegerichte onderbouwing moeten achterwege blijven. Dat een schoonmaakster meer verdient dan een jonge politiediender mag niet als ongezonde beloningsverhouding worden aangemerkt. De jongeling in politiedienst heeft een lang ontwikkelingstraject voor zich liggen, gepaard gaande met loonperspectief. De schoonmaakster heeft echter geen carriere- en beloningsperspectief. Voorzichtigheid bij het doen van uitspraken over functievergelijkingen en loonverschillen is daarom geboden.
Denkbeeldige volksmacht
Gezegd is tijdens een recente discussie over het Constitutioneel Hof dat het de politiek is die het primaat voert in een democratisch bestel. Eveneens is gezegd dat ‘’de Nationale Assemblee het hoogste orgaan is in ons land’’. Commentaar daarop: nergens is ooit toegelicht hoe deze grondwettelijke bepaling (art.55) zich verhoudt tot de bepaling in art. 52 van de grondwet: “ de politieke macht berust bij het Surinaamse volk, dat uitgeoefend wordt in overeenstemming met de grondwet”. Schenk hier bijzondere aandacht aan de zinsnede: ’in overeenstemming met de grondwet”. Wie heeft het recht de hier bedoelde mate van ‘’overeenstemming ‘’te toetsen of te beoordelen? Geen macht in het land kan ‘het hoogste staatsorgaan’ aan gedrags-of werkbeoordeling onderwerpen. De grondwet wordt stellig daardoor naar letter en geest sedert 1988 steevast door de assemblee genegeerd. Integriteit, overeenkomstig de gedachte van de grondwet, is geen overtuigend gezichtspunt voor politici, evenmin voor assembleeleden. In de ware democratie hebben leiders van politieke partijen geen bepalende invloed op wat volksvertegenwoordigers in het parlement zeggen of doen. Regeringsgezinde leden van de Nederlandse Eerste Kamer stemmen op grond van eigen opvattingen zonodig snoeihard tegen een eerder goedgekeurd wetsontwerp in de Tweede Kamer dat hen niet zint. De staatsrechtelijke verhoudingen en politieke realiteit aldaar hebben een totaal andere, historisch gegroeide inbedding en context dan in Suriname, waar assembleeleden hun werk met inachtneming van vooraf gegeven instructies en richtlijnen moeten verrichten. Om de hoek dreigt immers het inmiddels beruchte terugroepgevaar. De vermanende of gebiedende stem van de fractievoorzitter maakt, naast het dictaat van de partijvoorzitter, reeds decennia lang het parlement tot staatsrechtelijk ornament. De jonge regeringsgezinde politica uit Saramacca heeft het recentelijk ervaren. Op individueel niveau hebben DNA-leden weinig of geen eigen speelruimte. Verwonderlijk is het daarom geenszins dat de motie van wantrouwen nimmer een minister positioneel zal doen wankelen. Zou niet de huidige energieminister de wacht moeten zijn aangezegd door de regeringsleider na de recente ‘tarievenblunder’ bij het energiebedrijf? De minister was er als persoon niet rechtstreeks bij betrokken. Klopt alleszins, maar zo werkt de politieke verantwoordelijkheid. . De bewindsman blijft politiek aansprakelijk voor deze ernstige misslag. Ook de motie van wantrouwen tegen deze minister is uitgebleven. Een motie die onze nog onvolwassen politieke praktijk onbekend is. Tegen de lamp wordt hier ook nog de euforie in het parlement gehouden over de recente, dwangmatige ondersteuning door regeringsgezinden van een oppositionele motie als zeldzaamheid in de politiek. Tegen de betreffende motie stemmen zou de regering immers ernstig gezichtsverlies hebben doen lijden. Volksvertegenwoordigers zijn deels aanvallers en deels verdedigers op het politieke speelveld van Suriname. Georganiseerde, herkenbare vormen van volkscontact kennen politieke organisaties niet. Hun kernen zijn voor interne consumptie. De volksmacht reikt niet verder dan de stembus in het stemlokaal. Daarna is die ‘’macht’’ verdampt.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist

error: Kopiëren mag niet!