Zorgvuldigheid geboden

Kleren maken de man ! Een oud spreekwoord, dus aanvaarden wij dat maar als opperste wijsheid. Veel belangrijker dan de kleren, veel indrukwekkender, en ook veel typerender voor iemands beschavingspeil, zijn de uitingen van de geest. Daartoe behoort in de eerste plaats de rechtstreekse communicatie, zowel de mondelinge als schriftelijke uitdrukking van de gedachten. Het dure kostuum, de kostbare rok, van prima stof en mooie snit, maakt iemand nog niet tot gentleman (of -women). Het beschikken over goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid doet dat ook niet, doch behoort wel tot de vaste kenmerken van iemands beschavingsniveau. Deze persoon schrijft en zegt de dingen dan ook in overeenstemming met deze kenmerken, en zal nalaten zich van onhoffelijke en platvloerse taal te bedienen. Zoals redactionele beschouwingen in onze dagbladen doorgaans opvallen door goed Nederlands, moet taalgebruik door onder andere parlementariërs, bewindslieden, beleidsambtenaren, leerkrachten, voorlichters en mediawerkers aanhoudend gekenmerkt worden door welbewuste en degelijke taaluiting. Helaas moet geconstateerd worden dat gebruik van de Nederlandse taal voor velen in ons land, die hoog op de maatschappelijke ladder geklommen of geplaatst zijn, nog altijd een ernstig obstakel vormt voor hun interne en externe communicatie. Maar dat is nog niet alles. Leggen wij het oor te luister wanneer personen van hoger beroeps- en academisch niveau aan het woord zijn, dan moet het krakkemikkig taalgedoe dat ons dikwijls wordt voorgeschoteld, niet aan onze aandacht ontsnappen. Waarlijk, begenadigde sprekers van weleer, zoals Johan Pengel, Henck Arron en George Hindorie lijken de kunst van de gloedvolle rede in ons land wel te hebben meegenomen.Wat ons heden ten dage aan verbale uitingen wordt voorgehouden, is vaak niet slechts een marteling voor het gehoororgaan, maar ook slecht voor de taalontwikkeling bij scholieren en studenten.

Spreken is zilver, schrijven is goud

Wanneer slecht taalgebruik komt van ‘Jan met de pet’, dan nemen wij dat maar voor lief. Geheel anders ligt de zaak, wanneer burgers uit ons midden zich in hun schriftelijke gedachte-uitingen tot het grote publiek richten, maar zich geen rekenschap geven of kunnen geven van de betekenis die door het lezerspubliek gegeven wordt aan wat zij schrijven. Maatschappijvergiftiging door personen die zichzelf volgaarne voordoen als hoog opgeleid, doch in hun geschriften het publiek manmoedig voorgaan in slecht of onverantwoord taalgebruik, is ook ons als burgers niet onbekend. Onbeholpen mensen hebben meestal als kenmerk dat zij inconsequent zijn. Lees hun geschriften en merk zelf hoe vaak zij hun gedachten neerleggen in een samenflansel van woorden en fragmenten van zinnen, zonder merkbaar verband, waardoor de tekst in zijn geheel meer aan een lappendeken doet denken. Voor degenen die in staat zijn goed verzorgde en lezenswaardige artikelen aan te bieden aan de verschillende dagbladen, is de tekstverzorging altijd weer een aantrekkelijke bezigheid ten dienste van de lezers. Gaat het nu om het leveren van kritiek, een educatief artikel of anderszins, correctheid in het taalgebruik zal door burgers steeds ervaren worden als blijk van respect voor het lezerspubliek. Hoe anders zal het wel niet zijn wanneer de gepresenteerde tekst doortrokken is van onhoffelijkheid, onheuse bejegeningen en cynisme?
Vrije meningsuiting geen vrijbrief
De wijze waarop de president de ambassadeur van de Verenigde Staten onlangs publiekelijk heeft bejegend, is niet bepaald verwelkomd door de gemeenschap. Het is het recht van een ieder daarover een mening kenbaar te maken. Zorgvuldigheid is daarbij wel geboden. Ongenuanceerde, kleinerende en smalende uitspraken over gebeurtenissen uit ons eigen gemeenschapsleven hebben vaak nare gevolgen gehad. De recente denigrerende vergelijking in een ingezonden krantenartikel tussen de president van Suriname en de ambassadeur van de Verenigde Staten is een aanslag op onze nationale waardigheid.
Immers, waar wordt de nadruk op gelegd: de persoon of het ambt? Uitdrukkingen jegens de huidige regeringsleider als ‘baas bouta’, ‘grappenmakerij van de baas’, ‘kronkelredeneringen’, ‘hersenspinsels en regelrechte leugens’, ‘geklets van de president’, ‘zijn complottheorieën als kenmerkende specialiteit’, worden onder geen beding gebruikt in teksten, afkomstig van welopgevoede personen met gevoel van eigenwaarde. Het is overigens niet voor te stellen dat een burger, die ooit als volksvertegenwoordiger heeft gediend, zich volgaarne als meervoudig academisch geschoold presenteert, nochtans niet het vermogen toont zich op het daarbij passend niveau van de Nederlandse taal te kunnen bedienen. Verwerpelijk is het, dat zelfs het privéleven van de president middels minderwaardig taalgebruik ter sprake wordt gebracht. Opleiding genieten stimuleert in de eerste plaats het inzichtelijk (cognitief) proces bij de mens. Het leerproces is gericht op oordeelsvorming in nieuwe en wisselende omstandigheden. Dat klopt. Bij veel hoog opgeleiden ontbreekt echter het vormingsproces. Vorming stimuleert het ontwikkelen van de opgeleide persoon naar hogere niveaus van volwassenheid waarbij het vooral gaat om de relatie tussen persoonlijkheidsstructuur enerzijds en maatschappelijke vereisten anderzijds. Dat hoog opgeleide burgers uit ons midden deze maatschappelijke vorming missen, blijkt zo vaak uit hun platvloersheid in het sociale verkeer. Gelooft u het maar: het vermogen om in gepaste stijl uiting te geven aan de gedachten is nu eenmaal niet een ieder gegeven.
Stanley Westerborg
([email protected])

error: Kopiëren mag niet!