Meerwaarde nationale vrije dagen is de bindende factor

Bij de Dag van de Marrons die gisteren is herdacht is onvoldoende stilgestaan bij de rol van de tot slaaf-gemaakten en gezanten Koffi en Charlestown en de ‘oude slavin’ Adjoeba; door  hun werk voor de koloniale vertegenwoordigers konden zijn en de marrons geleid door Boston en Arabi met elkaar om de tafel zitten, de kolonialen noodgedwongen door verzet van de marrons, om het vredesverdrag met de groep, later aangeduid als de N’djuka’s oftewel de Aucaners te tekenen. 

De gevluchte Boston die kon lezen en schrijven speelde in het vredestraktaat dat in 1760 werd gesloten een belangrijke rol. De naam van Arabi (Labi Dikan), de leider van alle leiders (granman) in dat gebied, moet bij de herdenking zijn gevallen, maar Moefange moet niet worden vergeten: deze 2 waren in Suriname in een marrondorp geboren. De overige clanhoofden die niet bij de marrons waren geboren en mede-ondertekenaar van het principe-akkoord waren, zijn Titus, Kuauw, Kwakoe, en Koffi Japrado (later ook Sansprende genoemd). 

Het verdesakkoord dat sinds 2010 wordt herdacht betrof 6 dorpen bestaande uit 3 groepen: de Tempati-opstandelingen, de marrons van Labi Dikan (Arabi) en de marrons van de plaats Lukubun (bij de samenkomst van de Tapanahoni en de Lawa). dat het de voorouders was gelukt om via het verzet en een vaste overtuiging, een veel machtiger geacht koloniaal leger op zijn knieën te krijgen. De koloniale regering was genoodzaakt om de weggelopen marrons als onderhandelingspartners te beschouwen en een tractaat met hen te tekenen. Die ondertekening of ratificatie van het tractaat zou op of omstreeks 10 oktober 1760 hebben plaatsgehad, ruim 100 jaar voor de afschaffing van de slavernij in 1863 en nu 260 jaar terug. Deze datum wordt vaak in het licht bezien van de strijd van de voorouders tegen slavernij en de afschaffing daarvan en de vrijheid die kwam omdat de voorouders weigerden om onvrijheid te accepteren. De strijd tegen het koloniaal leger heeft onderdrukten het leven gekost, in de tijd van de slavernij, maar ook in de tijd van de immigratie. 

De onderdrukking had in elke periode een ander gezicht en bekeken vanuit ons hedendaags perspectief was de onderdrukking veel erger in de tijd van de slavernij omdat de mensen als bezit werden aangemerkt, door de martelingen en de moorden. Het bloed heeft in de slavernijperiode meer gevloeid in de slavernijperiode, maar het bloed vloeide ook in de immigratieperiode. Maar, het bloed van onze voorouders vloeide ook in 1982 in de strijd om vrijheid en tijdens de binnenlandse oorlog. Elke strijd was binnen de context van de tijdsgeest en arbeidsconstructie waaronder mensen tot werken werden gebracht, eerst was er onbetaalde dwangarbeid zonder loon en harde lijfelijke straffen, ook gepaard gaande met een geestelijk kaalplukken en moord van de tot slaaf gemaakte. Daarna kwamen mensen met een contract, die moesten opkomen tegen niet-nakoming van het contract, tegen benadeling en tegen mensontering. 

Het symbool van de strijd is het gewapend treffen in 1902 te Mariënburg, waar het bloed van de voorouders ook rijkelijk vloeide. Strijd is door alle koloniale periodes gevoerd, wij zijn nazaten van voorouders die onderdrukking afwezen en op zoek gingen naar vrijheid en rechtvaardigheid. De strijd was in de ene periode veel harder en intenser en veel moeilijker, de prijs van die strijd ook zwaarder door de context van de jungle van Suriname. Maar, wij Surinamers zijn allemaal nazaten van strijdende voorouders, en dat moet ons binden. We merken in Suriname dat herdenkingen van groepen niet bijdragen aan meer kennis over het min of meer gedeelde verleden dat wij allemaal met elkaar gemeen hebben. Bij herdenkingen zijn groepen naar binnen gekeerd en kijkt men naar zichzelf. 

Deze vrije dagen die bezinningsdagen behoren te zijn in een jonge republiek als de onze, hebben pas meerwaarde als de staat en de groepen zelf hun geschiedenis en hun positie in context plaatsen. Deze dagen hebben meerwaarde als ze het ander tot elkaar komen van de verschillende groepen in de samenleving versterken. Groepen vragen naar vrije dagen, omdat andere groepen ook vrije dagen hebben. Op zich is dat nog geen rechtvaardiging voor een nationale vrije dag. De regering die over de nationale vrije dagen beslist, moet de groepen aan tafel roepen om met hen in dialoog te gaan over de meerwaarde van deze herdenkingsdagen…en of ze feestdagen en/of herdenkingsdagen zijn. De regering moet voor het bekijken van de dagen in algemeen nationaal perspectief het voortouw nemen en op de website van Binnenlandse Zaken voortaan een gebalanceerde formele essay plaatsen waarom de dag een maatschappelijke meerwaarde heeft. Deze essays moeten worden gepromoot, BiZa moet daarvoor de hulp inroepen van historici en sociologen die in ruime mate in Suriname aanwezig zijn. 

We vernemen dat de regering eraan denkt om voor de ‘bigi jari’ herdenkingen van slavernijafschaffing en aanvang hindoestaanse immigratie nationale herdenkingscommissies in het leven te roepen. De taak van deze herdenkingscommissies moet niet alleen zijn om culturele feesten te organiseren, maar vooral opdracht te geven tot het maken van uitgebreide naslagwerken, ook over de cultuuruitingen van de verschillende groepen, en het maken van grote meerdelige documentaires. Voor dit doeleinde moet onze universiteit worden ingezet en kunnen professionele internationale documentairemakers worden ingehuurd, maar niet uit Nederland. 

Documentaires en podcasts die in de afgelopen periode zijn geproduceerd door Nederlanders inclusief zogenaamde Surinaamse Nederlanders, die leren dat men terughoudend is in de kritiek op Nederland en dat men hier en daar zelfs censuur toepast. Dit laatste is te merken in een podcast die door een Nederlander gemaakt is rond het boek ‘Wij slaven van Suriname’ van de Surinamer Anton de Kom. De maker van de podcast heeft bij het citeren uit het boek bepaalde delen die anti-Nederlands waren, weggelaten. Overigens zou dat niet de eerste keer zijn er gecensureerd wordt bij ‘Wij slaven van Suriname’ in de jaren ‘30 is het boek verschillende keren door de schrijver, in opdracht van de uitgever, herschreven en uiteindelijk door de uitgever gecensureerd, tot ongenoegen van de schrijver. Een ander voorbeeld waar Nederlanders, ook die met zogenaamde Surinaamse roots, zich inhouden en bijna de slavernij rechtvaardigen is de podcast ‘De plantage van onze voorouders’. 

Een advies dat zeker meegegeven wordt is dat de Surinaamse geschiedenis het liefst zelfstandig door Surinamers wordt geschreven, niet samen met Nederlanders die dan opeens op de stoel van de dader met een schuldvraagstuk komen te zitten. 

Morgen zullen wij ingaan op de ‘NPS-lezing’ die recent door de partij is gehouden. Het heeft alles te maken met de herdenking die een paar dagen na de lezing zou volgen. In elk geval brengen wij hulde aan Arabi (Labi Dikan), Boston, Kwakoe, Kuauw,Titus en Koffi Japrando, maar ook aan de gezanten Koffi, Charlestown en Adjoeba. Onze jonge Surinamers moeten deze namen niet vergeten.        

error: Kopiëren mag niet!