Rol overheid bij wederopbouw machinale rijstteelt

Het beleid van de overheid op het gebied van de rijstproductie heeft gefaald. De neergang is in de jaren tachtig begonnen na het wegvallen van de Stichting voor de Ontwikkeling van Machinale Landbouw in Suriname, de S.M.L. De oorzaak van deze achteruitgang is de afwezigheid van:
• Een goed georganiseerd onderzoekstructuur
• Een efficiënte en goed onderhouden infrastructuur
• Deskundigheid en juiste ervaring
• Financiële middelen
• Betrokkenheid en controle van de overheid
Deze tekortkomingen bestaan nog steeds en het ziet er niet naar uit dat binnen afzienbare tijd er verandering hierin komt. Daarvoor is een productie georiënteerde en slagvaardige overheid vereist. Maar zoals de geschiedenis ons leert hoeven we dat zeker niet op korte of middel lange termijn te verwachten. Willen we op zo een termijn een aanvang maken met het tot ontwikkeling brengen van de rijstcultuur dan zal aan de overheid een andere rol moeten worden toegekend dan de huidige.
Het padieareaal van in totaal 10.000 ha in de Wageningse polder dat aan de S.M.L. behoorde was als het ware een gesloten geheel waarin de onderzoekstructuur en de infrastructuur zodanig was dat men continu een kwaliteitsproduct kon voortbrengen. Daardoor was het mogelijk Surinaamse rijst als een topproduct op de Europese markt neer te zetten en het voortouw in de wereld te nemen bij de ontwikkeling van de machinale rijstteelt. De kern van deze ontwikkeling lag in het feit dat de S.M.L. dankzij het gesloten systeem voor haar onderzoek en productie onafhankelijk was van de overheid.
Het is in ons land algemeen bekend dat hoe meer de overheid iets in de melk te brokkelen heeft, hoe minder kans van slagen men heeft bij het ondernemen. De overheid zou beleid moeten voeren om te voorkomen dat ze steeds een “sta in de weg” is.
+
Dat de rijstcultuur nog steeds stand kan houden komt doordat er grote rijstbedrijven zijn met arealen van enkele honderden hectaren. Deze bedrijven kunnen volgens het model van Wageningen werken en zijn daardoor in veel mindere mate van de overheid afhankelijk dan de kleine boer. Dankzei de grote omvang zijn ze in staat alle nodige equipment zelf aan te schaffen voor hun bedrijfsvoering. Ze beschikken zelfs over eigen machines om zelf de secundaire irrigatie- en loosleidingen te onderhouden en over waterpompen om te voorzien in hun behoefte aan irrigatiewater. Daarnaast hebben de bedrijven eigen percelen om zaaizaad te vermeerderen. Ze kunnen hun inzaai zodanig plannen dat ze zo min mogelijk schade ondervinden van slechte weersomstandigheden. Ze hebben geen problemen met fluctuerende padieopkoop- prijzen omdat ze hun padie zelf tot cargo (bruine rijst) en andere rijstproducten verwerken. Deze bedrijven werken efficiënt, lopen minder risico, en hebben een veel beter rendement dan de kleine boeren. Door de schaalvergroting kunnen ze, in tegenstelling tot de kleine boer, ten volle profiteren van de ontwikkeling die de S.M.L. in gang heeft gezet. Het enige wat deze grote ondernemingen van de overheid verwachten is dat er voldoende bevloeiingswater in de primaire irrigatiekanalen is, en dat de primaire irrigatie- en loosleidingen goed worden onderhouden. Meer wordt niet van de overheid verwacht.
De bedrijfsgrootte van de oude Nickeriepolders van drie tot zes ha is uit technisch- economisch oogpunt bezien reeds lang achterhaald waardoor de kleine boer lang niet ten volle kan profiteren van de aanwezige techniek. Door te blijven produceren op kleine percelen met een totaal oppervlak van enkele duizenden hectaren grond vindt er veel verspilling van kennis en geld plaats. Het gevolg daarvan is een voortdurende afname van de productiviteit en de financiële bestaansmogelijkheden van de kleine boer.
Om verbetering in de rijstcultuur te kunnen brengen is een “mindshift” vereist. De polders met kleine rijstbedrijven dienen te worden gesaneerd door samenvoeging van de kleine bedrijven tot grote bedrijfsentiteiten. Hierdoor zullen in de toekomst alle padieproductiebedrijven ten volle kunnen profiteren van de technieken die de S.M.L. ontwikkeld heeft voor de machinale rijstteelt in Suriname. De overheid zal zich daarbij, anders dan nu het geval is, zoveel mogelijk overbodig moeten maken. Hélaas trok de overheid steeds meer zaken naar zich toe maar bleek niet in staat te zijn het werk dat daarmee gepaard ging naar behoren te doen. Bovendien heeft de overheid zich veelal met onnodige zaken bezig gehouden. Zaken die voortreffelijk liepen, zoals het rijst-veredelingsbedrijf van de S.M.L. hield mede door hun toedoen op te bestaan. Er is een nieuwe rijstveredelingsbedrijf opgezet dat niet naar behoren kan functioneren omdat het niet op een juiste technische en wettelijke basis is geschoeid. Vastgesteld kan worden dat de inspanningen die de overheid zich getroost voor het welzijn van de kleine boer nooit zal leiden tot financiële verbetering van de leefomstandigheden van deze groep landbouwers. Ze zijn namelijk niet in staat om de kennis die aanwezig is in de Machinale Landbouw in voldoende mate toe te passen. Het beleid zal er op gericht dienen te zijn dat iedere padieproductiebedrijf de kennis die aanwezig is moet kunnen toepassen. Het huidig beleid van de overheid op het gebied van de padieproductie zit dus op een dwaalspoor.
De overheid zou zich uitsluitend en gericht moeten bezig houden met structurele zaken die de machinale rijstteelt bevorderen. Zij zou zich hoofdzakelijk met de hiernavolgende zaken moeten bezig houden:
• Het op orde brengen van de waterhuishouding in de rijstteelt. Het onvoltooide en niet efficiënt functionerende Multi Purpose Corantijn Project zal adequaat moeten functioneren en de primaire irrigatie- en loosleidingen zullen goed onderhouden moeten worden. Dat is het enige wat de grote bedrijven van de overheid verwachten om de rijstcultuur gestadig tot ontwikkeling te kunnen brengen.
• De opzet van grote rijstbedrijven door herverkaveling van de rijstpolders waarin honderdtallen kleine padiebedrijfjes zijn gevestigd die naar bedrijfsgrootte financieel -economisch niet levensvatbaar zijn. Men zal naar het model van de S.M.L. toe moeten, zei het op wat kleinere schaal. De richtlijn dient te zijn dat naast geschikt management het rijstbedrijf een dusdanige areaalgrootte moet hebben waardoor het in staat is zelf over de nodige machines te beschikken en financieel rendabel te produceren. De bedrijven zullen dan ten volle kunnen profiteren van de technieken die de S.M.L. ons bracht. Met zulke bedrijven zal de padieproducent in veel mindere mate van de overheid afhankelijk zijn. Het wegtrekken van de boerenzoons uit de rijstteelt zoals nu het geval is zal dan geen probleem vormen voor de rijstproductie. Immers een groot bedrijf is in staat 30 tot 40 personen in dienst te nemen onder redelijke arbeidsvoorwaarden. Daardoor zal er een normaal evenwicht ontstaan tussen de werkgelegenheid in de rijstteelt en daar buiten.
• Het opzetten van de juiste onderzoekstructuur in de rijstteelt. De huidige onderzoekstructuur leidt tot vele problemen en zal nooit goede resultaten opleveren omdat het onvolledig is en niet op een wettelijke basis is geschoeid. In mijn boek “ De ontwikkeling, neergang en overwegingen bij de wederopbouw van de machinale rijstteelt in Suriname” wordt gedetailleerd aangegeven hoe de onderzoekstructuur in de rijstteelt hoort te zijn. Er moet een onderzoekstructuur komen die vruchten kan af werpen.
• Het mogelijk maken dat bij de herverkaveling potentiële groepen ( NV’s etc.) die het planten van rijst op grote schaal willen uitoefenen kunnen beschikken over financiële middelen. Hierbij zullen daartoe gespecialiseerde bankinstellingen een belangrijke rol moeten vervullen.
Indien het de overheid zou lukken zich voortvarend met deze zaken bezig te houden, zou onze eerste duurzame ontwikkeling in de productiesector een feit kunnen worden.
Hélaas zal zo’n beleid alleen op gang kunnen komen wanneer de politieke wil bestaat om daadwerkelijk de machinale rijstteelt weer tot ontwikkeling te brengen. Het lijkt er op dat het politiek gezien niet gemakkelijk is om prioriteit te verlenen aan de ontwikkeling van de machinale landbouw in ons district Nickerie. Ondanks de substantiële bijdrage van een dergelijke ontwikkeling aan de economie van het land.
De rijstboeren in Nickerie hebben reeds ingezien dat men voor de teelt van dit gewas naar grote bedrijven toe moet en dat kleinschalige bedrijven financieel niet levensvatbaar zijn.
Het komt steeds meer voor dat ondernemers die willen profiteren van de voordelen van de teelt op grote arealen overeenkomsten sluiten met grote rijstbedrijven waardoor ze in de gelegenheid komen om op grote schaal te produceren.
Grote rijstbedrijven kopen zelfs uitgestrekte arealen op langs de linker oever van de Nickerie rivier en stellen ondernemers in de gelegenheid om op die arealen rijst te planten. Het gaat hierbij over arealen die soms wel groter dan 400 hectaren zijn. Een ander fenomeen is dat men vaak een bananenaanplant ziet op het perceel van kleine padieboeren.
Concluderend mag worden vastgesteld dat er in de rijstcultuur verspilling van kennis en geld plaats vindt, dat kleinschalige rijstteelt financieel-technisch achterhaald is en dat de omschakeling naar mechanische en grootschalige rijstproductie de enige manier is om de rijstindustrie in Suriname financieel levensvatbaar en duurzaam te maken.
P. A. Lieuw Kie Song/[email protected]

error: Kopiëren mag niet!