Kanhai in 8 decemberstrafproces: “15 slachtoffers hebben zich schuldig gemaakt aan hoogverraad”

De 15 mannen die in december 1982 op koelbloedige wijze zijn gefolterd en gemoord onder de leiding van het toenmalige militaire regime, zouden samen met het Koninkrijk der Nederlanden en zijn bondgenoten bezig zijn geweest met een vergevorderd plan, een ‘regime change’, in Suriname te bewerkstelligen. Dit zou geschieden door middel van hun invloed op de organisaties, waaraan zij leiding gaven dan wel segmenten van de samenleving waar ze een zeker gezag en vertrouwen genoten alsook hun bereidheid om het regeringsvacuüm na de invasie in te vullen. Irvin Kanhai, raadsman van toenmalige militaire leider Desi Bouterse, concludeerde maandag tijdens het houden van zijn pleidooi in het 8 decemberstrafproces dat deze slachtoffers zich schuldig hebben gemaakt aan hoogverraad. Er is 20 jaar cel geëist tegen Bouterse, die nu president is van Suriname. Kanhai heeft in ruim 3 uren met zijn 95 pagina’s tellend pleidooi in verschillende hoofdstukken een breedvoerig aanval geopend op het voormalig moederland. Hij vroeg de Krijgsraad om Bouterse integraal vrij te spreken, het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren op basis van de Amnestiewet en deze wet weer toepasselijk te verklaren. Ook zou de Krijgsraad vanwege de vele blunderende beslissingen in 2012 en 2016 zichzelf onbevoegd moeten verklaren.
Hersenspoeling door Nederland
Volgens de advocaat is de term ‘decembermoorden’ na de moorden in de ether gegooid door Nederland. Ondanks dat het feit dat de officiële naam van het rechtsproces het 8 decemberstrafproces is, is deze term 35 jaar door Nederlandse media gebruikt om de Surinaamse samenleving te ‘vergiftigen’ en te ‘hersenspoelen’ door een volkomen vals beeld in de geest en de hoofden van de bevolking gestampt te krijgen, van de gebeurtenissen die rond 8 december in Suriname hebben plaatsgevonden. “Dat neemt niet weg dat de dood van de landgenoten die in het Fort Zeelandia onder arrest waren, na 35 jaren nog steeds een diepe traumatische ervaring is, die we waarschijnlijk alleen met geduld en waarachtige liefde voor elkaar te boven zullen kunnen komen. Toch ontkomen wij niet aan het beeld van hoeveel groter deze tragiek zou zijn geweest als de invasie was doorgegaan”, aldus Kanhai.
Invasie was gepland voor kerstnacht 1982
Volgens de verklaring van de getuige Petrus van Haperen, de Nederlander die heeft aangegeven intensief betrokken te zijn geweest bij de voorbereiding van de beoogde invasie, was deze gepland voor de nacht van 24 op 25 december 1982, wanneer veel mensen vanwege kerstnacht in familieverband binnenshuis zouden zijn. Maar de voorbereidingen waren in elk geval geruime tijd daar vooral ‘ready” en de beoogde actie zou op elk moment eerder kunnen worden ingezet, als daar een aanleiding toe zou worden gevonden. Het beeld, dat ontstaat uit het onderzoek ter terechtzitting en de getuige verklaringen over de participatie van de omgekomen landgenoten, is een van het bieden van een effectief bruggenhoofd van de buitenlandse militaire actie. Uit alle genoemde historische feiten is volgens hem onomstotelijk komen vast te staan, dat elke verantwoordelijke overheid moest ingrijpen om veel meer doden te voorkomen.
Arrestatie 15 collaborateurs was dringend noodzakelijk
De arrestatie van de 15 mannen was volgens raadsman dringend noodzakelijk en volkomen legitiem, maar zij zijn niet gewoon willekeurig opgehaald. “Hun dood is zeer, zeer te betreuren en was absoluut niet de bedoeling van het bevoegde bezag. Er zal nog heel veel serieus onderzoek nodig zijn alvorens we zullen kunnen begrijpen wat zich in de nacht van 8 op 9 december in het Fort Zeelandia heeft afgespeeld. We kunnen erover speculeren wat tot de verwoestende uitbarsting heeft geleid van de spanning, die in de geest was opgekropt van militairen van alle rangen, vanwege de vreselijkste beledigingen en zeer ernstige bedreigingen welke ze wekenlang, dag in dag uit moesten ondergaan. Een verwoestende uitbarsting die de rampzalige gevolgen heeft gehad die het onderwerp van dit rechtsproces zijn.”
Belediging Nationaal Leger
Dat militairen achter Zanderij moesten oefenen om 15 mensen op een afstand van 20 tot 25 meters dood te schieten, is volgens de raadsman op zichzelf al een zeer ernstige belediging aan het adres van het Nationaal Leger. “Dat een militaire schietoefening betekent dat de dood van de arrestanten met voorbedachten rade was geschied door de mensen die bij de oefening betrokken waren, is even belachelijk. Militairen moeten zo vaak mogelijk oefenen, niet alleen om goed te kunnen schieten maar ook om al die andere vaardigheden onder de knie te krijgen die ze nodig hebben voor de effectieve volvoering van hun missie – de bescherming van land en volk van Suriname. En ze moeten zeker als zodanig oefenen als ze zich moeten voorbereiden op een vijandige aanval uit het buitenland.”
Betrokkenheid groep van 16 niet bewezen
Kanhai hekelde het feit dat de vervolgingsambtenaar een rol heeft toebedeeld aan de groep van 16 van elite-eenheid, terwijl deze groep niet behoorde tot het bevoegd gezag. Hij vermoedt dat de door het OM toebedeelde rol aan de groep van 16 voornamelijk is afgeleid van hetgeen zich in de kranten werd vermeld over de ze groep. Hij verwees naar een getuigenverklaring van Onno Flohr, ex-lijfwacht van Roy Horb, die op 25 juli 2008 aan de Krijgsraad zei Bouterse niet gezien te hebben in het Fort. “Deze getuige zegt dat hij zelf ook heeft geschoten, doch deze getuige behoort duidelijk niet tot de groep van 16 en is daarmede de bijzondere rol van de groep van 16 ook ontzenuwd. Natuurlijk is het verklaarbaar dat de groep van 16, die op 25 februari een heldendaad samen hadden verricht, zich aan elkaar verbonden voelden, echter betekent zulks niet dat zij daardoor ook binnen de formele structuren van het leger een speciale eenheid was”, aldus Kanhai. Volgens hem moet deze groep van 16 juist gedecoreerd worden voor hun heldendaden.
Herinneringen nemen met de tijd af
Kanhai benadrukte dat bijkans 18 jaren na de gebeurtenissen er personen zijn gehoord en deze getuigenverklaringen de basis leggen van deze zaak. “De vraag is hoeveel overtuiging wij kunnen hebben uit de getuigenverklaringen. Hetgeen is waargenomen, wordt opgeslagen in het geheugen. Algemeen bekend is dat de herinneringen afnemen naarmate het tijdsverloop tussen de gebeurtenis en het heden toeneemt. Hetgeen in het geheugen is opgeslagen, kan tussentijds worden beïnvloed. In tal van gevallen, waarin getuigen verklaren wat zij hebben waargenomen met betrekking tot een bepaald voorval, hebben zij op allerlei wijzen informatie achteraf over het gebeurde ontvangen. Zo kunnen zij informatie hebben ontvangen via de televisie en radio, kunnen zij krantenberichten over het voorval hebben gelezen en met vrienden over gepraat.”
Geen bewijs geleverd over beraming moordplan
Door de auditeur militair is volgens Kanhai geen enkel bewijs geleverd voor enigerlei beraadslaging, die in een zogenaamd draaiboek waren opgenomen, om de mensen die omgekomen zijn te arresteren met de bedoeling hen te doden. “Als de betrokken verdachte militairen in beraad geweest zijn, is het uitsluitend geweest om de buitenlandse aanval die op handen was af te wentelen.” Het is volgens hem daarom niet relevant of de hoofdverdachte toen wel of niet in het Fort aanwezig is geweest. Flohr verklaarde ook dat tegen die tijd Paul Bhagwandas de besluiten nam. Verder zegt deze getuige dat hij van Chotkan, die de rechterhand was van Horb, gehoord had dat via een entertainment groep, de zogenaamde Coney Island, een coup gepleegd zou worden.
Geen toetsingsbevoegdheid in 2012, maar wel in 2016?
De verdediging stelt vast dat in 2012 de Krijgsraad geen schending van een grondrecht had vastgesteld en in 2016 plotseling wel van schending sprake was. “In 2012 had u geen toetsingsbevoegdheid en in 2016 plotseling wel. Eenheid van rechtspraak, met name voor de rechter in haar rechtsvindingswerk, is bepalend voor de rechtszekerheid in een land en is van belang voor behoud van de democratie. Ik vraag dat u zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van deze strafzaak”, aldus Kanhai aan de Krijgsraad.
Onafhankelijkheid tot façade reduceren
Nederland heeft volgens Kanhai vanaf de eerste dag van 25 november 1975 getracht de onafhankelijkheid van ons land tot een façade te reduceren. Er werden daarom meerdere coups tegen het nieuwe bewind beraamd. Hij verwees hiermee ook naar de couppogingen van Fred Ormskirk, Wilfred Hawker en Surindre Rambocus. Ormskirk woonde in Nederland toen hij op 30 april 1980 een coup beraamde in Suriname. Wilfred Hawker heeft op15 maart 1981 een tweede couppoging tegen het bevoegd gezag ondernomen. Hawker ondernam deze couppoging nadat hij in Nederland een commando-opleiding had gevolgd. Opnieuw de rol van Nederland om de geest, kolonel Hans Valk, in de fles terug te krijgen. Hawker rekruteerde sergeanten en andere militairen om een couppoging te ondernemen en werd hij gefinancierd door een Chinese zakenman.
Vergiftigen van Bouterse in Hindoetempel
Als derde kwam Rambocus in maart 1982. Deze couppoging was een bedreiging voor het bevoegd gezag en zou verregaande gevolgen hebben voor het opnieuw koloniseren van dit land. Deze couppoging bestond uit 2 delen. Op 11 maart 1982 werden Bouterse en de legerleiding uitgenodigd voor het jaarlijkse Hindoelentefeest, Phagwa, in een tempel aan het Pad van Wanica. In de tempel zouden ze vergiftigde drank krijgen aangeboden. “Het gif was klaargemaakt door een bekende Nickeriaanse arts. Mocht het vergiftigen mislukken, dan stond achter de tempel een groep militairen onder leiding van Jiwansingh Sheombar met afgezaagde shotguns gereed om de groep af te schieten.” Bouterse en zijn aanhang kwamen niet opdagen, waardoor deze poging mislukte. Rambocus had de leiding van het land in overeenstemming met de instructies van de kolonel Bas van Tussenbroek moeten doden, toen hij daarvoor de kans had.
FR

error: Kopiëren mag niet!