Waar blijft onze eigen verantwoordelijkheid op onderwijsbeleid?

De laatste dagen ben ik vaker aangesproken als onderwijskenner over de ontwikkelingen in het land en in de sector onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs heeft volop de aandacht. Ik vraag me alleen af of de juiste mensen zich met het onderwijsbeleid bezighouden?
Dramatisch is de discussie over of nu Belgen en Nederlanders zich moeten bezighouden met het verbeteren van het onderwijs in Suriname? De discussie zou vooral moeten gaan over de beste kwaliteit van hoe wij dergelijke processen aansturen, monitoren en bijstellen. Hoe we binnen onze eigen Surinaamse onderwijscontext ons eigen Surinaams potentieel zo optimaal mogelijk kunnen inzetten. Met onze eigen mensen is de kans op duurzame onderwijsveranderingen het grootst. Zij blijven immers in Suriname.
Terecht grote verontwaardiging in het land over de keuzes die worden gemaakt om het onderwijs op de lange termijn op een goed spoor te brengen. Ik heb het genoegen gehad om in 2005 samen met dr. Andre Kramp en Minister drs. Edwin Wolf het zogenaamde Basic Improvement programme (BEIP 1) programma verder vorm te geven. In de uitvoering moesten we roeien met de riemen die we hadden, omdat er al diverse keuzes gemaakt waren. Geen wonder dat er ook flinke uitspraken zijn gedaan na de evaluatie van BEIP 1.
Het BEIP 1 programma is ondanks alles destijds toch voortgezet en de resultaten waren wisselvallig. Alles had te maken met aspecten zoals wie aan het stuur in de cockpit van het ministerie zit en op welke wijze met de donor (IDB) goede afspraken gemaakt worden over wie nu de lakens uitdeelt? Hoe zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden geregeld tussen de donor en de politieke en de ambtelijk leiding van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur? En of wij als Surinamers in staat zijn harde onderhandelingen te voeren en eenduidige keuzes te maken en richting te geven aan het onderwijsbeleid?
Ook nu zien we weer de discussie oplaaien over de aanpak van het vervolg BEIP 2 programma. Jammer genoeg blijken de verhalen die via de media de burger bereiken niet altijd te kloppen. Vreemd hoe het komt dat het echte verhaal niet eerlijk verteld wordt over wat er precies aan de hand is en waarom men bepaalde keuzes maakt. Want achter elke keuze die wordt gemaakt, volgen de consequenties van deze keuzes. Niet altijd realiseert men zich dat.
De nieuwe leiding van BEIP 2 heeft besloten de VUB (Vrije Universiteit Brussel) crew uit Brussel te belasten met een zwaar implementatietraject van ons Surinaams onderwijs. Maar hoe is het proces verlopen dat leidde tot de keuze van de Vlaamse VUB crew?
Weliswaar is er een “open call” geweest waar onderwijsdeskundigen uit binnen- en buitenland zich konden inschrijven voor het programma. Vooraf is een overigens zeer slecht beschreven TOR (Terms of Reference) gestuurd op basis waarvan een plan van aanpak moest worden ingediend bestaande uit de uitwerking van het plan van aanpak voor de onderwijsvernieuwing en een financieringsvoorstel (begroting).
Wat Suriname betreft heeft het IGSR (AdeKUS) met lokale en internationale deskundigen ingeschreven voor de aanbesteding van het deelproject binnen BEIP2. Zelf was ik ook betrokken bij dit lokale team van het IGSR. Echter, de uitkomst wie uiteindelijk het BEIP 2 programma mocht gaan leiden was verbluffend. Vier groepen hadden ingeschreven en de IGSR crew heeft deze bid verloren op 2,3 punten! De Vlaamse VUB heeft de bid gewonnen samen met de inzet van Amerikanen. Velen hebben zich toen afgevraagd of er vriendjespolitiek in het spel was en wie de leden waren van de evaluatiecommissie?
Het IGSR heeft de minister van Onderwijs haar misnoegen hierover per brief meteen kenbaar gemaakt. Het IGSR was de mening toegedaan dat het evaluatieproces vermoedelijk niet eerlijk is verlopen en het niet acceptabel is dat voor een dergelijke grootschalige onderwijskundige vernieuwing steeds buitenlanders komen, dat we na het vertrek van de buitenlanders zelf zitten met de nazorg van de implementatie en dat dit zeker niet bevorderlijk is voor de duurzaamheid. Zeg eens eerlijk: zijn onze Surinaamse kinderen hiermee geholpen uiteindelijk? Levert dit duurzaam kwaliteitsvol onderwijs op?
Het gemeenschappelijk doel van MINOC, BEIP en de IDB is hoe we de onderwijskwaliteit van het lager onderwijs op een hoger plan krijgen. Echter, over het traject hoe dat moet gebeuren verschillen de visies van de betrokkenen. Belangrijk is dat we uitgaan van onze eigen Surinaamse visie op kwaliteitsvol onderwijs, dat we effectief en doelgericht stap voor stap werken aan verbeteringen die uiteindelijk elk kind positief raken. We weten dat de middelen hiertoe beperkt zullen zijn, we dienen dus heel gericht de juiste interventies te kiezen. Er mag geen geld verloren gaan, er mag zeker door dit soort discussies en processen geen tijd verloren gaan.
Helaas blijkt na bijna 18 jaar BEIP geschiedenis (2000 – 2018) dat zaken die ooit bedacht zijn en uitgevoerd zijn, niet het gewenst effect hebben opgeleverd. Dat is op zich een pijnlijke vaststelling zonder iemand hiervoor te beschuldigen. Ik heb in de afgelopen 18 jaren vele deskundigen zien komen en weggaan zonder dat ik vooruitgang constateerde. Ik heb meer dan 10 nationaliteiten moeten begeleiden, van informatie moeten voorzien en adviseren om zaken goed op te pakken en af te stemmen in Suriname. Ik ken de Belgische collega’s persoonlijk en het zijn stuk voor stuk deskundige professionals; maar zij zullen de lokale problemen nooit zo kunnen begrijpen zoals wij dat met onze Surinaamse deskundigen zouden doen Dit betoog wil zeker niet deze waardevolle expertise in twijfel trekken, maar het zou beter zijn de rollen om te draaien: De Surinaamse lokale experts aan de leiding, en daar waar nodig dienstbaar ondersteund door andere experts uit bijvoorbeeld het buitenland. En niet omgekeerd!
Ik heb aangezeten bij meer dan 100 workshops waar ik passief moest luisteren. We moeten ophouden te blijven zeggen dat scholen en leraren tekortschieten. Neen, het gaat vaak om de verkeerde beslissingen die worden genomen van hogerhand over zaken waaraan gewerkt moet worden. Eerlijkheid vraagt erom te bekennen dat het vaak zo is dat wij zelf in de politieke en de ambtelijke top niet precies weten wat we willen. Of dat de vele wisselingen op het hogere overheidsniveau niet bijdragen aan de broodnodige duidelijkheid. Men legt de Surinaamse minister en ambtenaren complexe documenten voor waar ze binnen een paar dagen ja tegen moeten zeggen, en hun handtekeningen moeten zetten voor de voortgang van de projectactiviteiten. We laten ons vaak overdonderen door de externe deskundigen, zeker wanneer deze zich dominant opstellen. Overigens is ook de IDB de mening toe gedaan dat Suriname de nodige lokale deskundigheid ontbeert en dat men daarom kiest voor internationale bemiddeling. Men hoopt dat men lokale Surinaamse mensen kan contracteren om te helpen.
Het slagen en falen van onderwijsvernieuwingen is altijd context gebonden. In Suriname is dat net als in andere landen zeker geen gemakkelijke zaak. Het blijft een behoorlijke complexe uitdaging. Suriname heeft zeker kennis en expertise in huis, we moeten de Surinaamse situatie niet onderschatten. Een buitenlandse consultant begrijpt niet altijd in voldoende mate de culturele geaardheid en de waarden en normen van de diversiteit van landgenoten.
Verbeteringsvoorstellen verschillen aanzienlijk, omdat elke school en elk district in ons land haar eigen kenmerken heeft. Belangrijk is ook het accent dat gelegd moet worden op het verzamelen van gegevens. Dat zijn de gegevens van de school zelf. Wat gaat niet goed, maar ook wat gaat al wel goed, en hoe ziet de school zelf haar veranderaanpak. Meten is weten. Kijk tijdens het verbeterproces in hoeverre de data verbetert, wat goed gaat en wat aandacht nodig heeft. Spreek hierover met de onderwijsmensen zelf, de leerlingen en hun ouders.
Als laatste noem ik dat onderwijsveranderingen gefaseerd en geleidelijk moeten worden doorgevoerd. Wij proberen vaak een heel curriculum in een keer in te voeren, we houden niet van eerst uitproberen in de vorm van pilots. Dat zorgt voor de nodige risico’s. Hierdoor lopen veel verbeteringen fout met alle consequenties van dien.
We zien dat in onze Surinaamse praktijk: de ontwikkeling van de vakgebieden die uitgewerkt worden in lesprogramma’s en toetsmateriaal gebeurt vaak door enkelen zonder optimale participatie van het veld. Het gevolg is vaak lesprogramma’s die slechts half worden ingevoerd, nieuwe methoden worden geïmplementeerd zonder voldoende garantie van de leermiddelen op alle scholen, en leerkrachten zijn veelal niet volledig getraind in de hantering van de methodes.
Hoe nu verder?
Bij de complexe verbeteringen die we in ons lager onderwijs willen bereiken is het belangrijk dat we samen met het onderwijsveld een duidelijk plan maken. Bij de ontwikkeling van plannen over de inrichting van het lesprogramma, de aanpak en uitwerking van de doelen, het ontwikkelen van testen en toetsen, de richting en de plan van aanpak voor ons onderwijs kunnen we ons niet veroorloven fouten te maken. Onze kinderen, onze toekomst kan niet meer wachten op kwaliteitsvol onderwijs voor allen. Kwaliteitsvol onderwijs moet gebaseerd zijn op de lokale Surinaamse context. Onderwijsvernieuwing kan je niet afdwingen vanuit een kantoor aan de Rode Kruislaan. Betrokkenheid van het veld, gebruik maken van lokale expertise is een must!
Internationaal onderzoek toont keer op keer aan dat je met name de leerresultaten positief beïnvloedt wanneer je de school, en dus de leerkracht er volledig in betrekt. Ook de schoolleider speelt hierin een belangrijke rol. De landelijke onderwijsrendementen in Suriname zijn gemiddelden die worden bepaald door de situatie van bepaalde scholen in het land en de districten.
We zouden de scholen kunnen classificeren op basis van data in drie types: in scholen die het goed doen, die het matig doen en die het slecht doen. De scholen die het slecht doen moeten direct, zeer intensieve ondersteuning krijgen in de vorm van een noodplan voor hun gehele aanpak. De scholen die het matig doen hebben veelal op deelaspecten intensieve hulp nodig. Scholen die het goed doen hebben een basis ondersteuning nodig. Zij kunnen ons veel leren over het waarom dat het bij hen goed gaat. Op dit moment zijn de verschillen te groot en kan daarmee de kwaliteit van onderwijs niet voor elk kind gegarandeerd worden.
Wereldwijd onderwijskundig onderzoek (Bosker, Scheerens, Van Houten, Van Tratwijk, Witziers, Marzano, Hattie, De Groot, Creemers, etc.) laat keer op keer zien dat om leerprestaties te verbeteren, drie factoren een rol spelen: de leraar, leerling en school als geheel ( inclusief de leiding). Binnen elk van deze factoren spelen diverse aspecten een rol. Bijvoorbeeld bij de factor “de Leraar’ spelen zaken als: didactische aanpak, klassenmanagement en het kunnen toepassen van leerprincipes een rol.
Bij factor “school”, gaat het om zaken als: een haalbaar curriculum, formulering van uitdagende doelen en effectieve feedback, betrokkenheid van ouders en de gemeenschap, een veilige, ordelijke omgeving, collegialiteit en professionaliteit. Tenslotte, bij de factor “leerling”, gaat het om zaken als: de thuissituatie, de eigen talenten, de motivatie en de aanwezige kennis van leerlingen.
Onderzoek in onderwijs laat wereldwijd zien dat standaardisatie van schoolbeleid op het niveau van een school grote invloed heeft op leerprestaties. We zullen flink aandacht moeten geven aan deze drie factoren die onderwijsresultaten positief kunnen beïnvloeden.
Het BEIP 2 management doet er goed aan te overwegen de doelstellingen van het programma meer aan te passen in de richting van de behoeften van de scholen, de districten en een implementatie strategie, middels een cluster van districten.
Het verbeteren van het Surinaamse onderwijs is op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van Suriname zelf. Kwaliteitsvol onderwijs ontwikkel je samen en onder leiding van de lokale experts, die daar waar nodig ondersteund worden door andere (buitenlandse) experts. Samen weten we meer. Echter moet de leiding van dit soort processen altijd in handen van de Surinamers zelf zijn.
Henry R. Ori

error: Kopiëren mag niet!