Minowc-minister moet bruggen bouwen

De minister van Onderwijs moet leren om bruggen te bouwen en geen muren op te trekken. Ministers hebben soms geen andere keus dan krom gegroeide structuren te herstellen en daar worden veel vijanden gemaakt uiteraard. Maar al heel snel moeten ministers de kar die ze trekken in versnelling zetten om output te genereren, daarbij geleid door het staatsbesluit waarin de taakomschrijving van de ministeries is vervat. De minister gaat nu op ramkoers tegen de BvL en dat is een zeer foute strategie, die uit zal draaien op een prestigestrijd tussen een minister met macht/gezag en een bond die tanden behoort te kunnen tonen. De minister moet beseffen dat bonden niet worden opgericht om te slijmen en onderdanig te doen. Bonden die hun werk goed doen zijn correct, maar tegelijkertijd lastig en mondig. Dat is het karakter van een bond die opkomt voor zijn leden. Ministers en directeuren moeten nodig opgeleid worden in Suriname hoe de arbeidsverhoudingen op organisatieniveau in elkaar zitten en waar de begrenzingen zijn van het toegestane. Het moet altijd gaan om de inhoud van het debat en het heeft totaal geen zin op persoonlijke ruzies op de hals te halen. De onderwijssector kenmerkt zich door een ogenschijnlijk hoge organisatiegraad: dus de meeste werkers in deze branche zijn gebundeld in vakorganisaties. Daar komt nog bij kijken dat de leden over het algemeen tot de best geschoolde leden van alle bonden in Suriname kunnen worden gescreend, met uitzondering van de bond van griffiers in Suriname die allemaal uit academici bestaan. Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat de onderwijsbonden geen kleine bonden zijn. De minister van Onderwijs heeft geen andere keus nu en voor altijd om het pad van dialoog niet te verlaten en heel tactvol om te gaan met de onderwijsbonden. De directie moet de minister daarbij bijstaan. Het is algemeen bekend dat de onderwijzers jarenlang het tot een punt maken dat het niet goed gesteld is met hun waardering en dat is hun niet altijd in dank afgenomen. Nu gaat het om een ‘reorganisatie’ waarmee het ministerie bezig zou zijn op de Imeao-scholen. Overigens moet vermeld worden dat elke reorganisatie tegenwoordig een verkapte vorm van bezuiniging is en het dus vaak draait om geld. Er wordt in de media gesproken van een ‘clash’ tussen de minister en de bondsvoorzitter. De Imeao-scholen hebben met betrekking tot e reorganisatie geprotesteerd. De minister wilde naar verluidt uitleggen wat de reorganisatie precies inhield, de bondsvoorzitter is van mening dat deze reorganisatie moest worden stopgezet. Nu is het vreemd om te vernemen dat een reorganisatie op Imeao wordt doorgevoerd, maar dat de bond en de leraren er niets van weten, dus niet zijn geconsulteerd. Kennelijk heeft de bondsvoorzitter zich niet tactvol uitgelaten, waardoor de minister vond dat de bond niet kon bepalen wat er op het ministerie gebeurt. Op zich is dat correct, maar de leraren moeten wel gehoord worden. Nadat partijen verhit uit elkaar gingen, is de bondsvoorzitter nu door de minister ervan beschuldigd dat hij de gemeenschap misleidt. Dat is een zware beschuldiging en niet verstandig wanneer het gaat om een legitieme vakorganisatie waarmee je om de tafel zal moeten zitten. De minister maakt de bondsvoorzitter het verwijt dat deze nooit zijn hoofd buigt, dus toegeeft dat hij fout was. Dat is in principe voor de inhoud van de discussie niet relevant. Belangrijk is dat er over de issues grondig wordt gesproken. De minister legde uit dat het gaat om de keuze die de leerlingen maken tussen de vier stijlen Imeao: niveau 1 tot en met niveau 4. Niveau 4 is het meest gewild. Dat kan bij het tegemoet komen van de leerlingen neerkomen op een zware druk op bepaalde niveaus, waardoor de leerlingen niet in genoeg klassen zullen kunnen worden bediend. Er zou een tekort ontstaan aan lokalen. Niveau 1 en niveau 2 daarentegen zijn niet gewild bij de leerlingen, geen of heel weinig leerlingen kiezen ervoor. De vraag rijst nu of wij af moeten gaan op wat de leerlingen willen of de leerlingen moeten sturen om datgene te doen wat goed is voor de economie en de samenleving. De minister vindt dat de reorganisatie een zaak is van het ministerie, maar hij moet de dialoog met de leerkrachten niet vergeten, teneinde draagvlak te verkrijgen van de sector. Het is vreemd als de minister zegt dat hij alleen met de schooldirecties wil praten en dat deze overleg hebben geweigerd. Derhalve is een stuurgroep geïnstalleerd. De minister geeft aan dat de personele invulling, het inrichten en de verstrekking van leermiddelen een zaak is van zijn ministerie. Bij een ruzie tussen de bond en de minister zijn de leerlingen niet gebaat. De minister moet erkennen dat de bond een partner is van zijn departement. Meningsverschillen moeten op een ander niveau worden bijgelegd. De minister moet blijven consulteren, en niet vechten. Aan het eind van de dag bepaalt inderdaad het ministerie het beleid dat wordt uitgedragen.

error: Kopiëren mag niet!