Dreiging en bedreiging

Heeft onze president begrip voor het gevaar voor de staatsveiligheid, wijst hij het af of praat hij het goed? Er is na enkele dagen van uitspraken duidelijk gebleken dat er maar 1 persoon met enkele (betaalde) assistenten van oordeel is dat er sprake is van een constitutionele crisis. De president persisteert dat de staatsveiligheid in Suriname in gevaar is. De staatsveiligheid is de veiligheid van het staatshoofd, staatsinstituten die ingevuld worden door mensen (bepaalde ambten, militairen etc.) en van de burgerbevolking. De staatsveiligheid in gevaar brengen is een strafbare feit waarop zware straffen staan. De staatsveiligheid wordt in gevaar gebracht wanneer het leven of de veiligheid/integriteit van bepaalde staatsautoriteiten en/of (delen van) de bevolking in gevaar is. Dat gevaar is een dreiging van inbreuk op het leven of de gezondheid, maar ook wanneer een staatsgreep aan de orde is, praten we van gevaar voor de staatsveiligheid. In de huidige context wordt ook gedacht aan milieurampen en gezondheidsrampen die ontstaan door industrieel handelen van private personen of staten. De nationale veiligheid wordt over het algemeen in gevaar gebracht door terroristen uit binnen of buitenland, buitenlandse gewapende machten, verzetsbewegingen ( zoals afscheidingsbewegingen ), door de georganiseerde criminaliteit die bestreden wordt door de overheid (drugs, mensenhandel) of in het geval van het milieu door corrupte multinationals. Wanneer gesproken wordt over gevaar voor de staatsveiligheid, dan is er sprake van een directe dreiging en geen indirecte dreiging. Het is historisch dat in een land de staatsveiligheid in gevaar wordt gebracht door een rechterlijke instantie, in deze de Krijgsraad. De president wil nu DNA in comité generaal (dus in een niet-openbare, geheime vergadering) informeren over het gevaar dat er is voor de staatsveiligheid. Er is sprake van gevaar voor de staatsveiligheid, maar de ‘bemensing’ van de staat mag het niet weten. De vraag rijst dan hoeveel waarde de president hecht aan dit gevaar en de burgerij die in gevaar is. De staat wordt in het staatsrecht gedefinieerd althans beschreven middels een aantal elementen, waarvan één is de ‘bevolking’ dus de mensen die tot het betreffende stuk territorium behoren. De staatsveiligheid regardeert deze personen in hoofdzaak en zij hebben recht om te weten wat de aard en de vorm van het kwaad is dat hen bedreigt.
Inmiddels is duidelijk geworden dat de minister van Juspol niet staat achter de aanduiding ‘constitutionele crisis’. Wat dat betreft, is er dus een verschil van mening tussen de president en zijn minister, ze staan dus niet op een lijn. In principe wijst de Juspol-minister af wat de president beweert. De minister heeft het over een ‘constitutioneel vraagstuk’, waarmee de minister zegt dat er niets aan de hand is om poeha over te maken. Er zijn tientallen constitutionele vraagstukken, maar het is geen aanleiding voor een president om de bewegingen te maken en de verpakte bedreigingen te uiten die hij nu doet. Een constitutionele vraagstuk vraagt om een wetenschappelijke discussie onder andere op de universiteit. De uitkomsten van de discussie kunnen op termijn leiden tot aanpassingen in het staatssysteem. De minister zegt ‘vraagstuk’, waarmee ze aangeeft dat er een interessante situatie is ontstaan, misschien een unieke, waarmee een interessante academische juridische discussie kan ontstaan, een interessante thesis kan worden geschreven. Dat is iets heel anders dan een crisis. Ook de coalitie slaagt er nu niet in om die ‘crisis’ en het gevaar voor de ‘staatsveiligheid’ aan de gemeenschap uit te leggen en een verklaring is dat ze er zelf niet in gelooft. Naast de Juspol-minister zegt de president van het Hof van Justitie ook dat er geen sprake is van een constitutionele crisis. De burgerij mag van de president niet horen wat het gevaar en de crisis precies is, dus mag de burgerij zelf een verklaring zoeken wat deze zaken mogelijk in de conceptie van de president inhouden. Voor de burgers met een middelbare leeftijd komt een aantal zaken in de mind op. De president zelf wordt met een aantal momenten in onze geschiedenis in verband gebracht waarbij de burgerij of haar eigendommen in gevaar was. We brengen in herinnering de staatsgreep van 1980, de 8 decembermoorden en het verlies van levens en de brandstichtingen en vernielingen die daarbij gepaard gingen zoals het hoofdpolitiebureau en media- en vakbondsgebouwen. Indirect wordt zijn regime ook in verband gebracht met dubieuze overlijdens en vernielingen. In de post-militaire periode zou er bij aanhoudingen die de politie moest verrichten of reeds had verricht, ook terughoudend zijn gereageerd, omdat er een gevaar was voor een gewapend treffen tussen burgers die wapens zouden hebben en de politie. De vraag rijst hoelang wij met zulke onderhuidse bedreigingen ons land zullen blijven beperken tot een Zuid-Amerikaans bananenrepubliek. Hebben we weer zo een dreiging vanuit een deel van de burgerij (uit de militaire periode)? In de wandelgangen wordt de uitdrukking ‘Boutisten’ gebruikt, is dat een slapende militante cel binnen de regeringspartij? Wat is de rol van de president om dit gevaar te sussen, heeft hij überhaupt er enig grip op? Het vasthouden aan de constitutionele crisis en gevaar voor de staatsveiligheid, herbergt in zich een bedreiging van een deel van de burgerij en de mensen die in de rechterlijke macht zitten. Behalve economisch, dreigen we nu ook staatsrechtelijk terug te worden geworpen naar de militaire periode en dat is verfoeilijk.

error: Kopiëren mag niet!