Geweld tegen leerkrachten ontoelaatbaar

Door vertegenwoordigers van de onderwijzers is al geruime tijd een punt van bezorgdheid gedeponeerd, welke betrekking heeft op hun veiligheid op de werkplek. In Suriname schijnt er een trend te zijn waarbij geweld in verschillende vormen (fysiek, verbaal, psychologisch) gericht op leerkrachten voorkomt, afkomstig van de leerlingen. Dat is een immense ontwikkeling als we uitgaan van de lagere school van 20 jaar terug. Een leerkracht aanraken dan wel lichamelijk contact van welke aard dan ook met een leerkracht was uit de boze. Hetzelfde geldt voor het tegenspreken van een leerkracht, laat staan het bekvechten. De grenzen binnen de leerkracht-leerling-verhouding zijn enorm verschoven. Voor het eerst is door een leerkrachtenbond het punt van geweld van leerlingen tegen leerkrachten aan de orde gebracht. Onderwijs heeft geen andere keus dan een grootschalig onderzoek in te stellen omtrent dit fenomeen op alle scholen in alle districten en de gegevens aan de samenleving te presenteren. Dat er geweld op school plaatsvindt, is niet ondenkbaar. De gemiddelde leerkracht is naar het schijnt jonger geworden. Er is een nieuw fenomeen, waarbij leerkrachten bij hun voornaam worden genoemd in plaats van hun achternaam. Daardoor lijken leerkrachten meer op de medeleerlingen dan op een volwassene met gezag; medeleerlingen stoeien vaak met elkaar en hebben ook gevechten. Hoe het komt dat leerkrachten bij voornaam worden genoemd, is onduidelijk, waarschijnlijk is het een Nederlandse gewoonte. In bepaalde landen komt het voor dat kinderen hun ouders bij de voornaam noemen. Past dat wel cultureel in Suriname? Intussen zijn er ook regels ingevoerd waarbij fysieke straffen van de leerkracht richting de leerling verboden zijn. Er is met een verkeerde insteek veel nadruk op de rechten van het kind. Een recht is de vrijheid van meningsuiting van het kind, maar zijn er daaromtrent geen regels meer op school. De omgangsvormen thuis zijn over het algemeen ook veranderd. Kinderen hebben meer te zeggen en zijn veel vaker op zichzelf aangewezen, omdat beide ouders werken. Ook zijn er veel kinderen uit eenoudergezinnen met een afwezige moeder (of vader), waar de kinderen anders omgaan met gezag of beter gezegd niet weten hoe ze daarmee moeten dealen. Waarmee ook rekening moet worden gehouden, is de urbanisatie, welke als gevolg heeft een cultuurschok vanwege enorme verschillen in culturele waarden. Dit alles kan ook ontaarden in geweld. Onder de jongeren is er in de context van de massamedia en ICT ook een geweldscultuur aan het ontwikkelen. Het is een rage dat meisjes en jongens tegen elkaar vechten, soms voor de ‘fun’, en de beelden op de social media worden gezet. Dat is entertainment voor een groep jongeren. De lijn wordt op gegeven moment doorgetrokken naar school. Leerlingen lokken dan ‘straatgevechten’ uit tegen leerlingen, maar ook leerkrachten. Deze zitten nu in een dilemma. In de eerste plaats mogen zijn over het algemeen niet slaan. In de tweede plaats is er een instructie om bij geweldsdreiging de confrontatie uit de weg te gaan en dus eigenlijk weg te lopen van de uitdager. Dat maakt dat de leerkracht een lafaard is. Een andere ontwikkeling, die niet bijdraagt aan de oplossing van dit vraagstuk, is de decennialang ingezette en toenemende vervrouwelijking van de onderwijssector. Daarbovenop zorgt zittenblijven ervoor dat het leeftijdsverschil tussen de jonge vrouwelijke leerkrachten en de oudere jongens kleiner wordt. Wat niet moet worden vergeten, is dat het wel vaker voorkomt dat in bepaalde groepen jongens al op hun 13de of 14de vader zijn van kinderen, dus terwijl men nog op lager onderwijs zit. Deze jongens kijken anders aan tegen vrouwelijke leerkrachten, die bijvoorbeeld jong en single zijn. Cijfers moeten vaststellen hoe groot dit probleem van geweld is en waar het in overwegende mate voorkomt. Hoe lossen we het probleem op? Er zijn landen waar het vraagstuk van geweld tegen leerkrachten in het overheidsbeleid breedvoerig aan de orde is gekomen. In die landen hebben ook de bonden actief geholpen om een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van beleid om dit geweld terug te dringen. Ook de onderwijsorganisatie Education International, de Unesco en de ILO hebben specifieke richtlijnen en aanbevelingen die opgevolgd moeten worden om het vraagstuk op te lossen. Voordat zulks gebeurt, moet het geweld goed in kaart worden gebracht. De bijzonderheden van het geweld moet duidelijk zijn en ook de grondoorzaken. Doorgaans zijn het onderwijsministeries en de onderwijsvakbonden die samen richtlijnen en verklaringen aannemen. Dat moet ook in Suriname gebeuren. De vakbonden geven een aanzet door een dezer dagen een activiteit op dit stuk te hebben. Het moet niet alleen gaan om klagen, maar om het bedenken van goede oplossingen. Geweld op school is ontoelaatbaar. De onderwijsminister moet zich daarover uitspreken.

error: Kopiëren mag niet!