Energiebeleid uitspreken

In DNA waren voor gisteren op de agenda gebracht de Elektriciteitswet 2015 en de Wet Energie Autoriteit Suriname. Deze wetten zullen na aanname uitgevoerd worden door de minister van Natuurlijke Heulpbronnen. We zeiden eerder dat de regering zich in deze wetten krachtiger had kunnen uitspreken met betrekking tot de toekomst van de fossiele brandstoffen en onze plannen, expliciet daaromtrent. De regering had zich niet moeten beperken tot elektriciteit alleen, maar eenmaal aan de orde zich ook moeten uitspreken over het ruimere energiebeleid. In de lijn van de Waterwet, waaraan recent is gerefereerd, zou aan de in te stellen Energie Autoriteit Suriname (EAS) opgedragen kunnen worden om exacte plannen te maken met betrekking tot de energie intensiteit van onze economie. De limieten aangenomen in het kader van het COP21 Klimaatakkoord in Parijs moeten bij het energiebeleid betrokken worden. Gebondenheid aan deze limieten is niet dwingend in de wet neergelegd. De wetsvoorstellen verwijzen naar verscheidene energiebronnen waaronder fossiele brandstoffen, waterkracht, zonne-energie, wind- en kernenergie voor het opwekken van elektriciteit. Bij de ordening van de energiesector gaat het volgens de regering primair om het waarborgen van publieke belangen in de elektriciteitsvoorzieningssector. Daarbij zijn drie belangrijke doelen waaronder ‘een zo hoog mogelijk niveau van milieukwaliteit’. Hiermee wordt gedoeld op milieuvriendelijkheid van de elektriciteitsvoorziening waarbij een zo hoog mogelijke milieukwaliteit wordt nagestreefd. Vermeld wordt dat de uitstoot van kooldioxide (CO2) en andere broeikasgassen in de gehele keten tot aan energieverbruik zo laag mogelijk moet zijn. De uitstoot van andere giftige stoffen, fijnstof en ander energieafval zoals kernafval moet zo beperkt mogelijk zijn. Overige milieuaspecten zoals behoud van biodiversiteit, aantasting van het landschap en bodemerosie moeten in acht worden genomen. Volgens de regering wordt in deze ordening gestreefd naar een nieuwe sectorstructuur waar productie en distributie van elektriciteit worden geliberaliseerd. De regering poogt middels wetten aan afnemers de mogelijkheid te bieden om zelf energie op te wekken. Dat zal betekenen dat houders van zonnepanelen hun overproductie tijdens de middaguren ‘salderen’ (compenseren/verrekenen) met hun energieverbruik in de avonduren. De wet stelt grenzen hieraan. De wet praat over ‘het’ publiek elektriciteitsbedrijf en private elektriciteitsbedrijven.
Deze laatste houden zich bezig met het inkopen, opwekken en distribueren van elektriciteit. De wet regelt ook de rechtspositie van de zelfopwekker: een afnemer die voor eigen verbruik elektriciteit opwekt en die de geproduceerde elektriciteit via het publieke net met het eigen verbruik saldeert, tegen voorwaarden en tarieven opgenomen in een Elektriciteitssectorplan (ESP). Een afnemer beschikt over een aansluiting op het publiek net of een net van een particulier elektriciteitsbedrijf. De regering gaat ervan uit dat de elektriciteitsvoorzieningssector onderdeel is van de energiesector. Tot de energiesector behoren het publiek elektriciteitsbedrijf, de producenten, particuliere elelctriciteitsbedrijven, de installateurs en de keuringsbedrijven. Centraal bij de huidige voorgenomen regulering is de naar analogie van andere ‘autoriteiten’ in te stellen EAS. Deze richt zich op de regulering van de elektriciteitsvoorzieningssector als geheel, maar er staat ook dat de EAS zich richt op de veel ruimere energievoorzieningssector. De EAS doet management en engineering audits bij elektriciteitsbedrijven en producenten en geeft bindende aanwijzingen aan gesubsidieerde afnemers. De spelers op de energiemarkt zijn gebonden aan energie-efficientierichtlijnen. De NH-krijgt middels de wetsvoorstellen 2 vergunningsbevoegdheden: voor keuringsbedrijven en exploitatie van elektriciteitscentrales of distributienetwerk. De EAS dient 5-jarenplannen voor energiebeleid (ESP) voor te bereiden welke de regering kan overnemen. Het ESP legt het strategisch plan voor de sector vast voor ten minste 20 jaar. Daarbij is het aan te raden dat ze een ruimer energiebeleid vastlegt. De nadruk ligt daarbij op o.a. ‘duurzame en milieu-hygienisch verantwoorde wijze’ van uitvoeren van de elektriciteitsvoorziening. Eerder maakten wij opmerkingen met betrekking tot de benoembaarheid van de EAS-directeur en –onderdirecteur (kwalificatie), het salarisniveau (“zoals gebruikelijk is in de energiesector”) en de profielschets van de toezichtraadsleden. De wetsvoorstellen sluiten nu dus niet uit dat naast EBS ook derden elektriciteit opwekken, distribueren en leveren buiten het publieke net om. Dit kan nuttig zijn voor bijvoorbeeld industrieën of afgelegen gebieden. Met een daartoe door de minister verstrekte vergunning kan een privaatrechtelijke rechtspersoon een elektriciteitsbedrijf exploiteren dat elektriciteit opwekt en via een elelrtriciteitsnet in eigen beheer, levert aan de aangesloten afnemers. Onze regering moet zich uitspreken over het energiebeleid waar we voor staan en met targets aangeven hoe we onze economie meer duurzamer en groener gaan maken. Concreet komt het erop neer dat gezegd wordt wat de verschuiving in de verhouding zal zijn tussen niet-duurzame en duurzame energieopwekking. Er is noodzaak voor een autoriteit dat zich hierop richt. Dit is een uitgeknipt moment om onze energiedoelen vast te leggen en infrastructuur in te stellen voor energiemonitoring en sturing.

error: Kopiëren mag niet!