Openheid skalians gewenst

De Surinaamse samenleving heeft veel moeite om door te stoten naar transparant bestuur en een transparante overheidsadministratie. Er zijn nog teveel krachten die de politiek zodanig in hun greep hebben dat uitgesproken plannen met betrekking tot transparantie niet kunnen worden uitgevoerd in de praktijk. We zetten 1 stap vooruit om daarna met 3 stappen terug te treden. Op deze manier lukt het ons niet om een echt ontwikkelingsland te worden. We schrijven dit naar aanleiding van de slepende zaak van de skalians. Wat zou helpen om Suriname een meer transparant te maken, is de Wet Openbaarheid van Bestuur. Deze wet is op politieke podia en in partijdocumenten beloofd, maar het komt maar niet van de grond. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in het feit dat deze wet zou maken dat niet veel meer van de overheidsstukken geheim blijft en dus beschikbaar wordt voor publieke consumptie. De participatie van de DOE – een op christelijke waarden gestoelde partij die zwaar de nadruk legt op waarden en normen en eerlijk en transparant bestuur – in de politieke coalitie die al twee aparte regeertermijnen al te kampen had met financieel wanbestuur en corruptie, was vanaf het begin een opmerkelijke ontwikkeling. Door critici en ook hier is gesteld dat de kans groot is dat deze partij (lees: haar exponenten) corrumpeert door de verschillende krachten, die met betrekking tot het bestuur actief zijn. Toen onze NH-minister uit DOE ferm optrad tegen de illegale skalian-houders, leekt het er even op dat de DOE door de hoogste politici in de regeercoalitie was toegelaten om een stukje vuil werk te doen dat de NDP intern door de werking van verschillende krachten niet kon doen: het aanpakken van de oneerlijkheid, de ongestrafte illegaliteit en de informaliteit. Even leek het er ook op dat de NH-minister fel optrad, omdat hij daartoe de specifieke (geheime) opdracht had gehad van de president om te handelen. In de zaak van de skalians bleek echter al gauw dat rondom de hoogste executieve macht er nog genoeg krachten zijn die zaken naar hun hand kunnen zetten. Zo was al gauw een latente spanning tussen de minister en het bureau van de nationale veiligheid omtrent de toekomst van de skalians. De aanvankelijke houding van de NH-minister was ferm. Hij trof 8 skalians begin september aan op het meer. De skalians moesten direct stoppen met het mijnen. Sarafina NV, Maxi Goldmining en Pieter Peneux werden uitgenodigd voor een gesprek binnen ca. 10 dagen na de oriëntatie van de minister. Als ze niet zouden opkomen, zou de minister ‘ernstige maatregelen’ treffen. Opvallend is dat de plaatselijke autoriteit, de dc, toen pas wist wie de eigenaren van de drijvende goudbedrijven waren, want zij kon niets uit het personeel krijgen. De minister zei dat verwijdering sowieso zou plaatsvinden en dat er een behoefte was om de betreffende personen verantwoordelijk te stellen voor de milieuschade die de minister had geconstateerd. Is de milieuschade al betaald? Wie heeft de schade vastgelegd? Is de sociale en gezondheidsschade van de volken die in het gebied wonen niet relevant? Na het verbod van de minister om te mijnen, gingen na zijn vertrek de skalians gewoon door. Vijf van de 9 skalians werden door de regering uiteindelijk in beslag genomen. Deze zouden worden gesleept naar een plek en worden ontmanteld. De NH-minister gaf de samenleving de garantie dat skalians nooit meer op het meer actief zouden zijn. De minister zei dat hij geen ‘hogerhand’ en ‘klinkende namen’ kende en niet zou capituleren voor politieke druk of andere krachten. De skalians zouden niet opereren op basis van een concessie, met uitzondering van een: die zou een concessie hebben voor winning in een aansluitende kreek, maar niet de bodem van het meer. Naarmate de kwestie van de skalians vorderde, werd de taal die de minister bezigde ook gematigder, totdat daags terug werd vermeld dat de skalians ca. 20 kilometer van het gebied verder actief zijn, kennelijk op basis van een verguning. De skalianskwestie was een testcase voor het vermogen en de kracht van Suriname om nu anders zaken te doen. In december had de NH-minister openbaarheid moeten geven over het totale gebeuren met betrekking tot het mijnen op het water en hoe omgegaan wordt met overtreders van mijnbouwers die economische delicten plegen. Het algemeen beleid en eventuele precedentenwerking moeten duidelijk zijn. Wat het exacte beleid nu is, moet duidelijk zijn. Ook moet daarbij in eerste aanleg uitgegaan worden van de bestaande wetgeving. De skaliankwestie heeft met het laatste nieuws een negatieve wanklank. Er is geen transparantie en het lijkt op foute boel, wat leidt tot desoriëntatie en demotivatie bij de instituten en de burgerij. De NH-minister moet alsnog openheid omtrent deze zaak geven.

error: Kopiëren mag niet!