Eeuwigdurend capaciteitsgebrek

De minister van Juspol constateert dat er een gebrek is aan wetgevingsjuristen. Daarmee hopen we niet dat de minister zegt dat er geen wetsproducten, die noodzakelijk en beloofd zijn, vanuit haar departement aan DNA zullen worden aangeboden. Daarmee hopen we niet dat de minister aangeeft dat men niet veel op wetgevingsgebied mag verwachten. In de periode 2005-2010 stond de Juspol-minister bijna constant in DNA om wetten aan te passen en nieuwe wetten in te voeren. We nemen aan dat die wetten waren voorbereid op de betreffende afdeling(en) van dit ministerie. Hoe is opeens het tekort ontstaan? Of betreft het hier niet een nijpend probleem? Omdat de minister het bekendmaakt, kan ervan worden uitgegaan dat het gebrek het ministerie in zijn output zou kunnen hinderen. Nu weten we dat dit ministerie behalve wetgevende taken vanuit zijn taakstelling en beleidsgebied, ook ‘corrigerend’ behoort op te treden wanneer andere departementen vanuit hun beleidsverantwoordelijkheid wetgevingsproducten voorstellen aan de wetgevende autoriteiten. Het gebrek aan wetgevingsjuristen kan geplaatst worden onder de noemer capaciteitsgebrek. De regering c.q. ministeries kopen vaak tijd door aan te geven dat er sprake is van capaciteitsgebrek. Alle regeringen en nagenoeg alle departementen hebben de afgelopen 20 jaar aangegeven dat er sprake is van een capaciteitsgebrek. Tot serieuze pogingen om een basis te leggen ter oplossing van het probleem en dan het daadwerkelijk oplossen van het probleem is het nooit gekomen. Het capaciteitsprobleem is nagenoeg synoniem met het kaderprobleem, welke niet onaanzienlijk is, maar toch niet rechtvaardigt dat ministeries hun core business niet kunnen uitvoeren. In de afgelopen decennia zijn door de verschillende regeringen maar een paar markante zaken gerealiseerd of opgestart om een oplossing te brengen in het kaderprobleem. De man die begin jaren ’90 zich veel aantrok van de kaderproblematiek – drs. Rabin Parmesar – heeft in zijn politieke carrière zich niet meer sterk gemaakt voor oplossing van dit probleem. Het is niet het eerste punt op zijn agenda. De markante zaken de afgelopen decennia ter oplossing van het capaciteitsprobleem volgt hier op een rijtje. In 1992 brengt het Planbureau het ‘brain drain’ rapport uit, waarin duidelijk te zien is wat het hogerkadertekort is binnen de totale regering. In deze periode wordt het begrip ‘hoger kader’ steviger verankerd in het theoretisch overheidsbeleid. Na vaststelling van ‘brain drain’ (het vertrek van geschoold kader, toen vooral in de medische en paramedische sector) werden consultants aan het werk gezet om methoden voor een betere beloning van het hoger kader aan te bevelen. Uit deze exercities vloeiden twee rapporten voort en werd eindelijk een oplossing gezien via Fiso. Tijdens Venetiaan 2 werd – kennelijk op aandrang van buiten – het Public Sector Reform programma uitgevoerd en de uitkomst (het raport van de buitenlandse consultants) was confronterend en een enorme schok voor politici. Het programma was derhalve een totale mislukking. In het traject van het vaststellen van het belang van hoger kader en het formuleren van een beloningssysteem, veranderde de inhoud van het begrip ‘hoger kader’. Waar men in het begin uitging van academici (en eventueel hbo’ers) eindigde men met de categorie die bij Fiso hoog kan worden ingeschaald. Alzo werd een persoon die de stoep van een muloschool niet had gezien, maar wel administratief en/of politiek in een hoge schaal kan worden aangenomen, ook gerekend tot hoger kader. Na de carrière switch van Parmesar ging de hogerkaderorganisatie die hij trok ter ziele, en een soortgelijke die opkwam voor het belang van academici bij de overheid is nooit gekomen. Onduidelijk is of bij het vaststellen van de percentages ‘hoger kader’ zoals bij de begrotingen men alleen bedoelt de aanvankelijke groep academici en hbo’ers of de groep ‘hoger ingeschaalden’, waaronder ook personen met een glo of mulo kunnen voorkomen. In elk geval is de lobby voor hoger kader heel zwak. Er is geen eigen organisatie en de CLO heeft vaker uitdrukkelijk dan wel impliciet doen blijken dat het probleem van het hoger kader niet haar probleem is. Intussen is de totale rekrutering van overheidspersoneel, een wezenlijk onderdeel geworden van de patronagepolitiek. Daardoor is inmiddels ook een groot deel van het nieuwe hoger kader langs politieke lijnen verdeeld en is bundeling een riskante zaak. Aan wetgevingsjuristen is er een gebrek en om dat gebrek enigszins op te vangen is door de regering in de jaren ’90 een aanwijzing gegeven met betrekking tot de regelgevingstechniek. Als er een tekort is aan wetgevingsjuristen en als dit stagnerend werkt naar het wetgevend werk toe, dan moet de minister plannen binnen welke periode een aantal juristen zullen worden opgeleid. Aan juristen die afstuderen aan onze universiteit is er geen gebrek. Steeds meer zijn onze regeringen deze burgers gaan negeren en de overheidskantoren volproppen met lager kader dat niet nodig is. We kijken dus uit naar de maatregelen van deze minister om de wetgevingsjuristen op te leiden. Overigens, door onze regering zijn veel juristen opgeleid tot wetgevingsjuristen. Waar zijn deze burgers naar toe?

error: Kopiëren mag niet!