Eindelijk een korpschef

Als de huidige justitieminister van oordeel is dat de leiding over het Korps Penitentiaire Ambtenaren (kpa) in handen gesteld moet worden van een korpschef, is dat geen beleidsbesluit, maar een beslissing van organisatorische aard. Overigens, een voor de hand liggende aangelegenheid. Het opnemen van deze functie op overkoepelend niveau brengt een einde aan de reeds tientallen jaren durende onverantwoorde situatie dat dit korps geen herkenbare topmanager naar het model van het politie- en brandweerkorps kent. Zoals meerdere geüniformeerde diensten in de overheidssector een hoogste chef hebben die reeds aan de hand van de dienstkleding herkenbaar is zowel voor de binnen- als buitenwacht, heeft ook het Korps Penitentiare Ambtenaren recht op een eigen huisstijl. Ondermeer aan de dienstkleding moet elk lid van dit korps, inclusief de hoogste persoon in de hiërarchie, herkenbaar zijn. Waarom voor deze organisatie niet eerder een korpschef is benoemd is onbegrijpelijk. Hoe het ook zij, op grond van louter organisatorische overwegingen, hoort een ‘chef de corps’ bij de penitentiaire personeelsformatie die over verschillende gevangenislocaties is verspreid. Voor zover de huidige functionaris, belast met de dienstleiding, een goede job heeft gedaan, mag hem op grond van redelijkheid en billijkheid de functie van korpschef niet worden onthouden. De vraag die in dit verband wel rijst, is deze: betreft het hier slechts het hierarchisch leidinggeven aan een korps of gaat het om multifunctioneel management en leiderschap, waarbij de verschillende doelen van de strafinrichting nadrukkelijk voor ogen worden gehouden? Detentie is de straf die moet worden ondergaan. Dat klopt alleszins. Die straf is echter geen doel op zich. De gedetineerde moet eens terugkeren naar het dagelijkse leven. Juist het gegeven dat gevoeligheden zich doen gelden rond het detentiegebeuren en daarna, noodzaakt de penitentiaire inrichting tot het koesteren en uitdragen van de waarden van deze organisatie. De ‘branding’ rondom de strafinrichting, de ‘corporare fashion’, zoals die zich in het bedrijfsleven voordoet, is voor deze transformatieorganisatie van niet te onderschatten waarde. De korpschef is hier daarom de persoon die aan het begin van zijn optreden in de nieuwe functie in staat is het korps in uitenlopende opzichten op zodanige wijze te leiden dat het beschadigde imago van de delinquentenzorg in ons land zoveel mogelijk hersteld wordt. Deze veronderstelling mag niet buiten het gezichtsveld vallen wanneer de vraag naar de meest geschikte kandidaat voor de functie van korpschef KPA beantwoord moet worden. Moet het om een academicus gaan? Of voldoet een hbo-geschoolde evengoed? Moet de korpschef voortkomen uit het actuele personeelsbestand? De succesvolle afronding van een opleiding biedt wel geen garantie voor een goede functievervulling. Moet het aantal dienstjaren als penitentiar ambtenaar een selectiecriterium zijn? Niet vanzelfsprekend. Onderscheiden moet worden in aantal dienstjaren en functiejaren. Iemand die een jaar lang hetzelfde werk verricht, en dit gedurende tien dienstjaren heeft gedaan, heeft in pincipe een werkervaring van slechts een functiejaar opgedaan. Gewoon een kwestie van relativeren. Dienstjaren moeten immers gepaard gaan met daadwerkelijke groei van de werker. Of de korpschef juridisch of gedragswetenschappelijk moet zijn onderlegd is een aangelegenheid die afhankelijk is van de gekozen invalshoek(en). Welke discipline ook gekozen wordt als functievereiste, vanuit organisatorisch oogpunt zal deze functionaris in elk opzicht op overstijgend niveau leiding moeten (kunnen) geven aan de directeuren van de strafinrichtingen. De reputatie daarvan is, zoals reeds aangehaald, als gevolg van vele onsmakelijke gebeurtenissen binnen de muren gedurende een reeks van jaren ernstig beschadigd. Dit is te betreuren, omdat dienstdoende cipiers door hun dagelijkse optreden jegens de organisatie en gedetineerden het gezicht van de inrichtingen naar buiten toe bepalen. Denk hierbij ook aan de extramurale verplichtingen jegens de ex-gedetineerde. In het resocialisatieproces is alleszins belangrijk dat met het bedrijfsleven de nodige contacten worden onderhouden met het oog op bestaande behoeften aan vaklieden en het dienoverenkomstig intern opleiden van de gevangenisgemeenschap. Juist in dit kader is onaanvaardbaar gedrag van penitentiare ambtenaren als voorbeeldfiguren een aanslag op de functie van de inrichting als oord van resocialisatie. Het verlenen van hand- en spandiensten aan gedetineerden schaadt de maatschappelijke betekenis van de inrichting en is tevens ook een ondermijning van de detentiefunctie. Typerend voor de penitentiare inrichting, is dat de topmanager moet zorgdragen voor een goede interne organisatie die zowel de gevangenisgemeenschap in ruime zin, waartoe ook het personeel wordt gerekend, als de samenleving van dienst moet zijn. De man aan de top van het korps heeft een functie te vervullen inhoudende het meervoudig organiseren en het tot een samenhangend geheel smeden van een variëteit aan functies en daaruit voortvloeiende taken. De geografisch verspreid liggende delen van het geheel doet voor deze functie denken aan concernbesturing, waarbij vooral het beslissend dirigeren van strategie, tactiek en het concrete omvormings – of resocialisatieproces het functioneren van de chef compliceren. Justitieminister, aan u de juiste keuze ter voorziening in de vacature van chefkorps penitentiaire ambtenaren, die straks formeel als vacature kan worden gepresenteerd aan gegadigden.
Stanley Westerborg
(Organisatieanalist; [email protected])

error: Kopiëren mag niet!