Opgeheven status van illegaliteit

dblogoOnlangs heeft het parlement als deel van de wetgevende macht bij algemene 27 stemmen goedkeuring gehecht aan wijziging van de wet ‘Geldelijke voorzieningen van leden van de Nationale Assemblee’. Ingevolge deze wijziging komen nu ook de niet-gekozen volksvertegenwoordigers uit de militaire periode in aanmerking voor deze rechtspositionele voorzieningen, in elk gevalwat de pensioenregeling voor gekozen assembleeleden betreft. In voorliggend geval betreft het volksvertegenwoordigers van weleer, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Kiesregeling tot een volks vertegenwoordigend college zijn toegelaten. Het feit dat betrokkenen middels de recente wetsaanpassing ook onder werking van eerdergenoemde wet vallen, leidt allicht tot de conclusie dat daarmee ook de onwettigheid van het destijds benoemde college is opgeheven. Immers, zo zou gezegd kunnen worden, een formele wet, goedgekeurd door een wettig gekozen parlement, kan nimmer van toepassing verklaard worden op een staatsorgaan dat ooit in strijd met de grondwet tot stand gekomen is. Na de recente behandeling en goedkeuring in het parlement van de onderhavige wetswijziging is verder met geen woord gerept over de verderliggende effecten daarvan. Die stilte zou op twee zaken kunnen duiden: of deze aangelegenheid is de moeite van een verdere beschouwing daarover niet waard, of het wordt als voor de hand liggend verondersteld dat door de recentelijk genomen beslissing het benoemde vertegenwoordigende college uit de militaire periode alsnog een legale status heeft verworven. Ook de benoemde volksvertegenwoordigers van weleer hebben wetgevingsproducten voortgebracht, dit in samenwerking met de toenmalige raad van ministers. Er bestond aldus ook toen een wetgevende macht. Door het(onbewust) legaliseren van de destijds functionerende illegale volksvertegenwoordiging als deel van de wetgevende macht is ook de toenmalige regering (ministerscollectief) anno 2015 per definitie als wettig aangemerkt. Een impliciete consequentie. De achtereenvolgende Nieuw Front-regeringen wisten van geen wijken met betrekking tot haar rotsvaste overtuiging dat de destijds benoemde volksvertegenwoordiging illegaal, derhalve onwettig was. Daaraan is thans een einde gekomen, dit als gevolg van de doorwerking van de goedgekeurde wetsaanpassing. Het zal de paradoxale staatsrechtelijke verhouding van deze eeuw worden, wanneer ergens in een soevereine staat ruimte gegeven wordt aan een legale volksvertegenwoordiging, simultaan bestaande met een illegale regering. Een wetgevende macht derhalve, die slechts ten dele naderhand erkend wordt. Hoe deze zonderlinge kwestie verder opgevat moet worden, is niet door schrijver dezes te bepalen. Hier wordt slechts een ontwikkeling te berde gebracht, die een ander licht werpt op feiten en gebeurtenissen uit ons staatkundig verleden. Elk besluit dat genomen wordt, houdt een uitspraak in die een feitelijk en een waarde-element in zich draagt. Het feitelijke element in de kwestie van de wetswijziging die hier aan de orde is gesteld bestaat hierin dat een zekere categorie personen wordt toegevoegd aan een bestaande categorie pensioengerechtigden. Het feitelijke element is merkbaar, controleerbaar, verifieerbaar. Het waarde-element is abstract, is onzichtbaar, het onttrekt zich aan het blikveld. Het komt hier erop neer dat de huidige wetgever in zijn geesteswereld alsnog waardering toont voor de goede daden van een als onwettig aangemerkte werkerscollectief uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Dit is thans door het parlement formeel in het reine gebracht, waarbij alle consequenties terdege zijn doorschouwd. Dat mag tenminste worden aangenomen. Geen illegale regimes meer, geen illegale wetgever meer, geen illegale machthebbers meer in onze historie. De kritische burger zal dit bijzonder voorval ook reeds in de aandacht hebben gesteld. De stilte van de zijde van staatsrechtskenners, politicologen en andere materiedeskundigen wijzen alleszins erop dat hetgeen in dit artikel ter sprake is gebracht, als bekend en voor de hand liggend mag worden verondersteld. Een interessante nabeschouwing over deze aangelegenheid van de kant van ingewijden is uitgebleven. Door geen bezwaren in het parlement over deze kwestie te hebben geopperd, heeft de oppositie de regel van ‘wie zwijgt, stemt toe’ klaarblijkelijk toegepast. Het politieke landschap van Suriname ligt bezaaid met paradoxale illustraties, die velen onder ons reeds tijden niet meer kunnen vatten. Voor zover bovenstaande analyse voor ondeugdelijk wordt versleten, zal dat stellig liggen aan de heersende verwarringen in ons land op politiek gebied.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!