Leden constitutionele assemblee willen erkenning voor inzet

Leden van de constitutionele assemblee zijn oud assembleeleden die waren benoemd door het militair gezag over de periode 1985 tot 1987. Deze leden functioneerden toen de Grondwet buiten werking was. De leden hebben intussen een bezoek gebracht aan de minister van Binnenlandse Zaken met het verzoek om erkend te worden voor hun inzet.
Waldi Breeveld, oud lid van de constitutionele assemblee, geeft toe dat de leden niet gekozen waren, maar ze hebben wel het werk van een gekozen DNA-lid gedaan. ‘Als de oud ministers aanspraak hebben op een vergoeding, dan zou dat ook voor ons moeten gelden’, is Breeveld van mening. ‘De ministers waren ook niet als gevolg van een verkiezing aangetreden’. Breeveld heeft graag dat hij in aanmerking komt voor zijn vergoeding als DNA-lid en vooral zijn pensioen.
Hendrik Sanrochman was in de periode 1985 tot 1987 de fractievoorzitter van de Moederbond in het parlement. Voor Sanrochman is de erkenning belangrijk, omdat de constitutionele leden de Staat Suriname hebben vertegenwoordigd. De oude fractie zegt te hebben begrepen dat de ministers van dezelfde periode misschien kans maken op een vergoeding. Sanrochman deelt ook de mening van Breeveld, dat als het recht voor de ene geldt, het dan ook voor de oude parlementariërs moet gelden die waren aangewezen door het militair gezag. ‘We waren niet gekozen, maar zijn door een decreet ingesteld’, zegt Sanrochman.
Voor Ilse Vreugd, ook lid van het toenmalig constitutioneel parlement, komt de vergoeding op de tweede plaats. Als de ministers vergoeding krijgen, hebben de oud DNA-leden er ook recht op, vult ze aan. ‘Was er geen sprake van een constitutioneel parlement, dan waren er ook geen ministers’, zegt Vreugd. ‘Belangrijk is dat we hebben gezorgd voor de terugkeer van representatiedemocratie.’ Zo zou volgens Vreugd het constitutioneel parlement nationaal als internationaal deuren hebben geopend om Suriname uit haar isolement te halen.
Ramsoender Jhauw (Ping), nieuwe politicus, is van mening dat de leden geen recht hebben op een vergoeding, omdat ze niet gekozen zijn door het volk. Ook zou de wet volgens Jhauw hier niets over zeggen. De leden hebben dan geen wetsartikelen om op terug te vallen zegt, Jhauw. ‘De organen die het constitutioneel parlement hebben geïnstalleerd, zijn ook niet bij wet genoemd om DNA-leden aan te wijzen.’
Het constitutioneel parlement bestond uit 31 leden, waarvan 14 voorgedragen door het militair gezag, 11 voorgedragen door de vakbeweging en 6 door het bedrijfsleven. Van de 31 leden hebben de meeste die in leven zijn de leeftijd van 60 jaar al gepasseerd.
Consuela Raalte

error: Kopiëren mag niet!