TAALONDERWIJS BASISSCHOOL IS NATIONALE ZAAK Drs.IsmeneKrishnadath

Sinds 2004 is de afdeling Basic EducationImprovement Program (BEIP) bezig met vernieuwing van ons basisonderwijs. De afdeling heeft hiervoor per jaar zo’n anderhalf miljoen USD ter beschikking gekregen uit een lening van de International Development Bank (IDB). Onder andere is er geld besteed aan het vernieuwen van het taalonderwijs. Rondom deze vernieuwing bestaat er veel verwarrende en misleidende informatie.
Ik wil in dit artikel eerst duidelijkheid scheppen over de benamingen van zaken, om daarna een analyse te maken van de ongewenste situatie die we momenteel in het onderwijs hebben.BEIP heeft de telling van de klassen gewijzigd. Wat vroeger de lage fröbel heette, heet nu eerste leerjaar. Wat vroeger eerste klas heette, heet nu derde leerjaar. Let u er dus goed op dat het derde leerjaar staat voor de vroegere eerste klas. BEIP heeft voor het derde leerjaar een nieuwe taalmethode laten ontwikkelen door lokale deskundigen,onder leiding van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) uit Nederland. Deze methode heet Taal met Plezier.
BEIP heeft voor het vierde tot en met het achtste leerjaar een Nederlandse taalmethode aangekocht bij de firma Malmberg. Deze methode heet Taal Actief.
BEIP heeft de licentie gekocht om de methode Taal Actief aan te passen aan de Surinaamse situatie. Dit gebeurt onder leiding van deskundigen van Malmberg met lokale aanpassers. De aangepaste methode zal ‘Taal met Plezier’ gaan heten. Om deze methode te onderscheiden van Taal met Plezier van de SLO zal ik haarTMP/Malmberg noemen.
BEIP is in 2004 oorspronkelijk opgezet om het management en administratief beheer te voeren over de IDB-lening van 12 miljoen USD ten behoeve van de vernieuwing van het basisonderwijs. De afdeling Curriculumontwikkeling van het Minov is in feite belast met curriculumzaken van ons onderwijs. In de loop van het project heeft BEIP de ontwikkeltaken van Curriculumontwikkeling grotendeels overgenomen.
De oude taalmethode die in de jaren tachtig door de afdeling Curriculumontwikkeling van het Minov is ontwikkeld en sindsdien in gebruik is, heet Taal voor jou.
Nu de terminologie wat helderder is, kan ik overgaan naar de bespreking van het probleem rond het taalonderwijs. De door de SLO ontwikkelde methode voor het derde leerjaar is in januari 2013 ingevoerd op de scholen. Dit heeft voor veel verwarring gezorgd in het veld, omdat niet alle materialen af waren en de distributie te wensen over liet. Bovendien was het schooljaar al drie maanden gaande. De methode is zonder pilot ingevoerd.
In augustus 2012 besloot BEIP de methode van Malmberg te kopen. Het is niet duidelijk hoe de besluitvorming hierover is geschied. Het zou goed zijn als meer openbaarheid werd gegeven over het besluitvormingsproces, omdat er fundamentele verschillen zijn tussen het zelf ontwikkelen van een methode en het aankopen van een methode. Een van de verworvenheden in een onafhankelijke natie is het recht om zelf de onderwijsinhouden te mogen bepalen. Dit is vooral belangrijk in het basisonderwijs. Dat moet zorgen voor de vorming van burgers die Suriname begrijpen en zich betrokken voelen bij de ontwikkeling van ons land. Met het aankopen van een methode geef je het soeverein recht om zelf de inhouden van je onderwijs te bepalen in feite weg. Verder geef je met deze keuze je lokaal kader een brevet van ondeskundigheid en degradeer je ze tot aanpassers.
Het is ook niet duidelijk waarom de samenwerking met SLO is stopgezet en nog minder is duidelijk gemaakt wat fout was aan de methode Taal met Plezier. Integendeel, de heer Kramp, directeur van BEIP, zegt zelf dat voor de methode Taal Actief is gekozen omdat de leerlijnen van Taal met Plezier erin doorlopen. Overigens klopt deze argumentatie niet helemaal. In Taal met Plezier wordt rekening gehouden met de taalsituatie in ons land. Er is expliciet een leerlijn die daarmee te maken heeft. Dit is de leerlijn NT2 en Meertaligheid.  Bijna iedereen in Suriname is meertalig en een groot deel van de leerlingen heeft het Nederlands als tweede taal. Dit zijn de NT2-sprekers. Deze leerlijn is fundamenteel voor ons taalonderwijs. Het leren omgaan met meertaligheid heeft een psychologische meerwaarde die zowel de lerende als de totale maatschappij ten goede komt. Respect voor elkaars taal stimuleert onderlinge harmonie. Respect voor elkaars taal stimuleert de eigenwaarde van het lerende kind en daarmee het zelfvertrouwen en het leerplezier. De leerlijn NT2/Meertaligheid komt niet voor in de methode Taal Actief, ook niet na aanpassing. Wat Taal Actief wel heeft, is een differentiatielijn, waarbij de leerkracht onderscheid moet leren maken tussen zwakke leerlingen, gemiddelde leerlingen en sterke leerlingen. De NT2-sprekers worden dan gerangschikt onder de zwakke taalleerlingen. Dit is een totaal andere benadering. NT2-sprekers worden direct aangemerkt als taalzwak, terwijl dat helemaal niet het geval hoeft te zijn. Een NT2-spreker kan best heel talig zijn. Hij moet alleen de juiste technieken leren om het Nederlands te leren beheersen. En dat is ook weer zoiets. De NT2-sprekers uit Nederland zijn vaak leerlingen van Marokkaanse, Turkse, Griekse etc. afkomst. De typische problemen die zij hebben om het Nederlands te leren, verschillen van Surinaamse NT2-sprekers. Wij kennen Hindoestaanse, Javaanse, Aucaanse, Saramaccaanse etc. NT2-sprekers. Onze leerkrachten moeten de typische verschillen tussen deze talen en het Nederlands leren, om kinderen die thuis deze talen spreken, beter te kunnen begeleiden bij het leren van het Nederlands. Uiteraard moeten taaldeskundigen die deze verschillen kennen, betrokken worden bij het ontwikkelen/aanpassen van een taalmethode voor Suriname. BEIP heeft deze Surinaamse deskundigen, die het veld kennen, niet aangetrokken.
Verder hebben zowel Taal met Plezier als Taal Actiefeen leerlijn woordenschat. De leerlijn woordenschat van de methode Taal Actief is echter gericht op leerlingen in de Nederlandse maatschappij. Van de zijde van BEIP is er geen ruimte ingepland om een deskundige te laten kijken naar de woordenschat en die aan te passen aan de behoefte van de Surinaamse leerling en de Surinaamse maatschappij.
Het tweede argument dat is genoemd om de methode Taal Actief aan te schaffen, komt dan ook vreemd over. De heer Kramp zegt dat de methode heel goed functioneert in Nederland, op Aruba en op Curaçao. De taalsituatie in de genoemde landen verschilt hemelsbreed van de Surinaamse taalsituatie. Er is geen enkele garantie dat de methode het in Suriname goed zal doen. Bovendien heeft de Arubaanse overheid recentelijk besloten om zelf een taalmethode voor haar onderwijs te ontwikkelen. Van Curaçao is bekend dat een groot deel van de scholen het aanvangsonderwijs in het Papiamento verzorgt.
Het is de bedoeling van BEIP dat de methode Taal Actief wordt aangepast, daarna ook Taal met Plezier(TMP/Malmberg) gaat heten. Mijns inziens worden leerkrachten hiermee om de tuin geleid, omdat TMP/Malmberg iets heel anders is dan Taal met Plezier (SLO). BEIP wil TMP/Malmberg in oktober 2013 invoeren in het vierde leerjaar (voorheen tweede klas). Om de methode aan te passen zijn enkele lokale deskundigen ingehuurd. De aanpassingswerkzaamheden zijn eind april 2013 begonnen. De tijdsplanning is zodanig strak dat er geen overlegmomenten met overige stakeholders zijn, laat staan pilotmomenten. We moeten ons afvragen waarom wij onszelf zo laten beperken. Het bepalen van onderwijsinhouden hoort bij het soevereine recht van de natie. En het aanpassen van een methode is geen vakantiejob. Voor het aanpassen van een methode moet je minstens twee jaar de tijd nemen, met ruimte om de methodes uit te proberen en bij te stellen. Met de huidige planning zijn de aanpassers bijzonder beperkt. In feite is het inhoudelijke kader aangegeven en mag de woordenschat, na veel ophef in de media, hier en daar worden aangepast. De methode is opgebouwd rond thema’s en aan elk thema is een ankerverhaal verbonden. De ankerverhalen zijn afkomstig van Nederlandse schrijvers. Voor verhalen van Surinaamse schrijvers is geen ruimte in de methode. Met alle respect voor Nederlandse schrijvers, maar hun denkkader is de Nederlandse maatschappij. In Suriname zijn voldoende bekwame schrijvers die geschikte teksten kunnen schrijven voor ankerverhalen. Surinaamse schrijvers zijn geworteld in de Surinaamse maatschappij en kunnen dus ook de woorden die wij gebruiken om onze werkelijkheid te benoemen, verwerken in hun verhalen. Hierdoor leert het Surinaamse kind dat ook onze werkelijkheid belangrijk is. Het taalonderwijs geeft status aan woorden. Als je in je taalboek bijvoorbeeld iets leest over een huis op hoge neuten, dan betekent het dat een huis op hoge neuten erbij hoort. Als je leest over een korjaal met buitenboordmotor, dan krijg je het gevoel dat het taalboek hoort bij jouw wereld. In welk Nederlandse taalboek zullen in de ankerverhalen voor kinderen van zeven jaar hoge neuten huizen voorkomen of korjalen met buitenboordmotor? Dit komt hooguit voor in de hogere klassen, waar kinderen op reis gaan naar verre landen en dan zo’n huis of korjaal tegenkomen. Bij BEIP denkt men echter dat de Surinaamse kinderen van zeven jaar zich moeten oriënteren optreinstations en huizen met centrale verwarming en een lift. Bij BEIP vindt men de hoge neutenwoning en de korjaal met buitenboordmotor helaas minder belangrijk. Het is schandelijk dat er zo gesold wordt met de basisvorming van onze kinderen. We moeten goed beseffen dat er niet alleen nu veel geld verkwist wordt aan de methode TMP/Malmberg, maar dat wij na de invoering nog zeker twee decennia opgescheept zullen zitten met handleidingen, leerlingenboeken en werkboeken waarmee niemand blij zal zijn. Het is ook onduidelijk wie wat verdient aan de werkboeken en overige bijproducten die jaarlijks aangeschaft moeten worden voor de zestigduizend leerlingen in het basisonderwijs. Gaat dat ook allemaal via Malmberg? Worden onze grafische bedrijven buiten deze enorme staatsuitgaven gehouden? De stakeholders, in feite zijn dat alle Surinamers, zouden er goed aan doen een behoorlijke evaluatie te eisenrond de gang van zaken met betrekking tot het vernieuwen van ons taalonderwijs. Er moet pas op de plaats gemaakt worden om onderzoek te laten doen naar de methodes en de gang van zaken bij aanschaf van de methode van Malmberg. De resultaten zouden dan in een echte conferentie, met presentaties en een eindverslag, als richtlijn gebruikt kunnen worden voor verdere stappen.  Wellicht kan de afdeling Curriculumontwikkeling van het ministerie van Onderwijs als voortrekker fungeren bij het organiseren van zo’n conferentie. Het ministerie kan daarmee weer tonen dat het staat achter goed onderwijs voor onze kinderen in het belang van onze natie.
 
 

error: Kopiëren mag niet!