Aanpak corruptie en eedsaflegging ministers

n de affaires met grond dan wel concessies waarin twee ministers van het kabinet Bouterse – Ameerali betrokken waren is het ven belang om te benadrukken dat de verantwoordelijkheid van de president niet moet worden onderschat. Her beneden zullen wij het hebben over de eed die ministers in gevolge de grondwet afleggen. De president is in hoogsteigen persoon verantwoordelijk voor het beschermen van die grindwet en in casu dat zijn team van ministers zich houdt aan die eed die hij zelf afneemt. In de affaires waarin de RGB- en de NH-minister betrokken waren is te bespeuren dat de president zijn verantwoordelijkheid niet neemt en de schuld uitsluitend schuift in de schoenen van anderen. Hij geeft leiding en is het hoogste executieve orgaan. Direct na hun beëdiging vergeten veel ministers direct wat ze bij de eedsaflegging hebben beleefd of waarop ze hebben gezworen. De eedsformule blijft bij menig minister niet lang hangen, de eedsaflegging is een pure formaliteit, tot onze spijt. Een aantal zaken, die al een tijd aanhangig zijn en niet van de grond komen, zijn aanleiding om aan te nemen dat het aangekondigde beleid van de president om de ‘fu’furu’ in het land aan te pakken, behoorlijk is vastgelopen. Het is een gewoonte geworden om diepgaande onderzoeken af te kondigen, maar er komt uiteindelijk niets van terecht en de burgerij gaat over tot de orde van de dag. Steeds worden in vermeende corruptiegevallen aan de burgerij gevraagd ‘om rustig af te wachten’. De recente gevallen die neigden in de richting van corruptie betreffen de grootschalige uitgifte van gronden c.q. concessies. Dat het geen zuivere koffie betrof, getuigt het zonder verzet aftreden van een onderminister. Enig verweer van zijn kant, voor zover die mocht hebben bestaan, bleef onbekend. In recente gevallen die veel stof hebben doen opwaaien, waren de minister van RGB en de minister van NH betrokken. Vanuit kringen van de NH-minister (Palu) is fel van leer getrokken door politieke medestanders om het uitgiftegedrag van de minister te verdedigen. Deze verdediging was verwijtend en de vinger wijzend naar de oppositie. De verklaring van de RGB-minister was eenvoudiger en vanuit zijn politieke kamp is verder niet gereageerd op de handelingen van de minister. Het ambt van zowel de minister van RGB als dat van de NH zit (net als dat van OW) vol valkuilen en verleidingen. De laatste affaires met grind en concessies doen ons denken aan de eedsformule, waaraan alle ministers zich vanuit de grondwet moeten committeren. Men verklaart hierbij als minister dat men van niemand hoegenaamd enige belofte of geschenken zal aannemen om iets in dit ambt te doen of na te laten. Om van de wettelijke bevoegdheden te gebruiken, zal de minister dus van niemand geschenken aannemen. De voormalige onderminister heeft kennelijk in zijn hoedanigheid wel iets geaccepteerd dat hij niet mocht, getuige zijn ontslag. Frappant is dat dit ontslag overigens niet oneervol is verleend, dus dat hij een prachtige job heeft gedaan. In de media verwijst men naar de gevallen in de NF-periode waar ook geen oneervol ontslag zou zijn verleend. Het kwalijke in de acceptatie van de grond door de onderminister is dat hij ten overstaan van andere aanvragers bevoorrecht zou staan, omdat hij vanwege zijn hoedanigheid voorkennis zou dragen. De vraag is of de onderminister niet strafrechtelijk vervolgd moet worden uit hoofde van het duidelijk schenden van zijn eed. Overigens moet ook opgemerkt worden dat als deel van een regeringscommissie ook de Palu-man, die honderdduizenden hectaren kreeg, voorkennis zou hebben gedragen. De vraag rijst of de man in eigen belang de onderhandelingen, waarvoor de commissie ingesteld was, in een bepaalde richting heeft geduwd. De RGB-minister zou in de zaak van de onderminister een collega hebben bevoordeeld, iets waarvoor de onderminister hing. De vraag rijst of er geen maatregelen vanwege de president moeten uitgaan richting de minister die deel was en zijn bevoegdheid gebruikte in deze onsmakelijke zaak. Onduidelijk is in deze of en in welke mate de twee ministers bij de recente perikelen met gronden en concessies iets hebben geaccepteerd of zich iets hebben laten beloven. Men committeert zich ook uitdrukkelijk als minister aan het nauwgezet vervullen van de taken. Daarmee wordt bedoeld dat men van de staatswege toegekende taken nauwkeurig gebruik zal maken en deze niet zal misbruiken. Ministers beloven ook dat ze het welzijn van Suriname naar hun beste vermogen zullen nastreven. Het accepteren van de onderminister van tientallen hectare grond bleek niet in het belang te zijn van het welzijn van Suriname. Ook in het geval van de honderdduizenden hectaren concessie, die aan een Palu-gelieerde man is gegeven, is nimmer aangetoond door de betreffende minister dat de uitgifte noodzakelijk was in het kader van het bevorderen van het welzijn van de Surinaamse burger. De minister verklaren gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan alle andere wettelijke regelingen. ‘Ik zweer (beloof) trouw aan de Republiek Suriname.’ Daaronder vallen dus zeker ook de Landhervormingsdecreten en de Mijnbouwwet. Bij de recente affaires is beweerd dat de wettelijke regelingen niet volledig zouden zijn nageleefd. Hier ontstaat dus weer sterk de indruk dat de ministers zich niet laten leiden door de wettelijke regelingen waaraan ze zich hebben gecommitteerd bij hun eedsaflegging. Eerder stelden we dat ministers na hun formele beëdiging zich niet meer druk maken om de commitments die men maakt bij de eedsaflegging. Bij voorkomende gevallen moeten ministers verwijzen naar hun eed. Het valt op dat wanneer onze ministers beschuldigd worden van corruptie ze niet verwijzen naar hetgeen ze verklaard of beloofd hebben bij hun eedsaflegging. Maar niet alleen de minister moet dat doen, ook de president moet hierop steeds blijven hameren, uiteraard wanneer de oneigenlijke zaken tegen de borst stuiten. Wat we hebben gezien, is dat de president niet merkbaar is opgetreden tegen de twee ministers die mogelijk buiten hun boekje zijn gegaan. Deze omissie van de president is eerder verklaard als zou hij achter een aantal uitgiftes en concessies hebben gezeten. Opmerkelijk is vooral de zaak waar het betreft de uitgifte van de voormalige Bruynzeel-arealen. Door de oppositie is eerst voorzichtig gevraagd of er iets aan de hand zou zijn met die percelen. Toen de regering niet reageerde, zou de uitgifte  van tientallen hectaren aan de onderminister naar buiten zijn gebracht. Daar zijn er fouten gemaakt en de onderminister was niet meer te handhaven. Hoe het fout kon gaan, is niet bekend. De verklaring van de minister dat hij niet wist wie achter de aanvraag stond, deed wel even terugdenken aan de minister uit de PL-NF-periode. Niet is aangegeven dat er preventief wijzigingen zijn gebracht in het systeem. De zaak was wel serieus en dat blijkt ook uit de toezegging van de president dat hij een onderzoek zou laten instellen. Hieruit blijkt ook dat er ergens iets niet pluis was. Daarmee heeft de president voor zichzelf wel tijd gekocht, maar daaraan komt er eens een eind. Nog steeds wordt niets vernomen wat de uitkomsten van het onderzoek hebben uitgewezen. Totdat de onderzoeken niets hebben uitgewezen, kan ervan uit gegaan worden dat de president debet is geweest aan het schenden van de eedsformule door de ministers. De affaires rond de uitgiftes recent hebben de issue van corruptie weer actueel gemaakt. Verklaard werd dat een corruptiewet in de maak was, maar intussen is wel duidelijk dat ministers hun eed vanuit de Grondwet hebben geschonden. Daarvoor moet niet tot een corruptiewet worden gewacht. De president is de meest gerede persoon die hier daden moet stellen en aangeven hoe serieus hij het heeft gemeend met zijn herhaalde belofte om de corruptie aan te pakken.
 

error: Kopiëren mag niet!