Minister criminaliseert partij

In de Surinaamse gemeenschap is een deining ontstaan na het recente optreden van de minister van Juspol. Deze minister heeft op een ongelooflijk laag niveau politiek gevoerd, waarmee ze zeker een record heeft gevestigd. Er zijn in de politieke geschiedenis wel eens ministers geweest die in opdracht van de president een vuile klus moesten klaren en ze deden dat voor behoud van het ministerssalaris en –privileges. Wat deze minister geklaard heeft kan betiteld worden als de vuilste job die een minister ooit heeft moeten klaren in Suriname. Vanuit de president is er geen respect naar wat deze minister te brengen zou hebben. Dat er ook grove wanprestaties verwacht kunnen worden van deze minister getuigt de Colakreekconferentie tijdens Bouterse 1. Door grove wanprestatie van deze minister, toen consultant/dienstverlener, is de Colakreekconferentie uitgelopen op een totale mislukking. Als dienstverlener kon ze het niet eens presteren om enkele openbare discussiepapers te presenteren.
Ze dacht dat ze met haar verschijning indruk zou maken op de aanwezige vertegenwoordigers van de inheemse en tribale volken, hetgeen totaal niet het geval was. Door een aantal activiteiten van deze huidige minister heen loopt een rode draad van zelfoverschatting en onderschatting van de andere partij. Dat was ook al het geval bij de Colakreekconferentie en daarvoor ook. Nu is er totaal geen respect getoond voor de aanwezige pers en ook niet voor de burgerij. Op wat de minister heeft gepresteerd, is er zware kritiek vanuit de samenleving. In principe behoort er ook kritiek te zijn vanuit de achterban van de NDP, omdat deze mevrouw de indruk heeft gewekt dat deze grote achterban op grote schaal herrie zou schoppen als er een straf zou worden geëist tegen de hoofdverdachte van de Decembermoorden, Desi Bouterse. Wat heel gênant en als onbeschaamd is overgekomen, is de wijze waarop de minister heeft gesproken over een rechter die zij aanduidde met ‘zij’. Dat is niet de wijze waarop een beschaafde functionaris praat over een persoon van wie wordt verwacht dat ze recht spreekt.
Als men problemen met die rechter heeft dan is het middel in het recht om de rechter te wraken. De kritiek op deze minister is dat ze lijdt aan een ‘grootheidswaanzin’. Met deze afwijking bejegent ze iedereen die ze op haar pad tegenkomt, recent de journalisten. Er is een punt dat gemaakt wordt in de media dat de zinsnede ‘in het belang van de staatsveiligheid’ in artikel 148 van de grondwet, niets te maken heeft met ‘gevaar voor de staatsveiligheid’. In de eerste plaats stellen wij dan de vraag waarom zowel de president als de betrokken minister dit onderscheid niet in acht hebben genomen. Ten tweede wordt afgevraagd waarom in de resolutie ondertekend door de minister gesproken wordt over ‘verdere bedreiging van de staatsveiligheid en gevaarzetting van de rechtsstaat’, ‘terugkeer van rust in de samenleving’ en ‘de ontstane situatie in Suriname’. Bovendien moet opgemerkt worden dat de zinsnede ‘in het belang van de staatsveiligheid’ niet relevant is, wanneer er niet op zijn minst een dreiging is van inbreuk op die veiligheid. Immers, in de overweging of van de resolutie wordt een poging gewaagd om te illustreren dat er schending van die staatsveiligheid gaande is dan wel dat er een dreiging daartoe is.
De minister overweegt dat ‘de afgelopen tijd er een ernstige toename is van burgerlijke ongehoorzaamheid. Dat illustreert zij door te beweren dat ‘burgers veroordelingen negeren of handelen in strijd met wettelijke en/of ambtelijke bevelen’. De vraag rijst wat deze vermeende ontwikkeling te maken heeft met het 8 decemberstrafproces. Het antwoord is duidelijk: niets. Kennelijk wil de minister duiden op de protestmanifestaties van de afgelopen weken, maar dat is geen burgerlijke ongehoorzaamheid omdat geen wetten massaal zijn overtreden. De minister wijst met de constatering naar zichzelf, omdat de coalitie weigert om uitvoering te geven aan de vonnissen inzake de terugroeping van de 2 overlopers van PL.
Zij zegt verder ‘dat … opkomende excessen en onlusten te bespeuren zijn’. Dat zou blijken uit zogenaamde ‘analyses en rapporten van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Staat Suriname’. De minister lijkt blij met deze ontwikkeling te zijn en geeft daarover geen oordeel, alsof ze zich dat mag permitteren als minister van Justitie. Dat de minister zo onverschillig dit alles constateert c.q.
verneemt, is niet te begrijpen vanwege een van de bijzondere taken die op haar rusten namelijk dat ze de zorg heeft voor: ‘de inwendige veiligheid van de Staat en de handhaving van de openbare orde en rust, het voorkomen van inbreuken daarop en de bescherming van personen en goederen’. Zij (de minister) constateert ook dat het duidelijk is dat door ‘de onstuimige en prikkelbare situatie in het land, het hoogstwaarschijnlijk is dat geweldsuitbarstingen kunnen plaatsvinden’. Er zijn dus elementen in de samenleving, en de inlichtingendiensten en minister weten het, die geweld willen of zouden kunnen gebruiken tegen bijvoorbeeld rechterlijke ambtenaren, advocaten, staatseigendommen, pers, burgers etc.
Dat is een serieuze beschuldiging van de president als hoofdverdachte van de Decembermoorden, aan zijn partij en aan zijn vrienden. Daarbovenop liet deze minister blijken dat de NDP-aanhang in gewelddadige opstand zou komen als hun voorzitter wordt vervolgd. ‘Wat denk je dat er zal gebeuren’ of met woorden van gelijke strekking stelt deze minister een retorische vraag. Deze minister die de openbare orde en rust en het veiligheidsgevoel in de samenleving moet helpen verhogen, schijnt dus geen bezwaar te hebben bijdragen om die rust te verstoren, door bedreigingen goed te praten, te accepteren en zelf de samenleving in te jagen. Door zaken waarin haar dochter als advocaat betrokken is aan te halen, geeft de mevrouw aan dat iets goed fout zit. De geschiktheid van deze minister om elke vorm van staatsmacht te bekleden wordt, vanwege een bepaald persoonlijkheidsstructuur, door de burgerij zwaar in twijfel getrokken.

error: Kopiëren mag niet!