Verklaring DSB, Finabank en Hakrinbank inzake uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake teruggave inbeslaggenomen 19.5 miljoen euro: “Wij zijn tevreden”

De banken zijn tevreden met de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, dat de gelden van de aangehouden geldzending van EUR 19,5 miljoen vrijgegeven moeten worden. De uitspraak komt overeen met het standpunt van de banken. De banken kijken hiermee uit naar vrijgave van de middelen en spoedige afsluiting van het rechtsproces. 

De afgelopen periode hebben de banken en de regering in periodiek overleg intensief samengewerkt om het nationaal belang veilig te stellen. De uitspraak is van groot belang voor Suriname omdat het bijdraagt aan de stabilisatie van het financiële systeem en het herstel van de reputatie van het land. Met de afronding van het rechtsproces kunnen de banken zich volledig richten op het versterken van het financiële systeem. Een stabiel financieel systeem zorgt voor optimaal betalingsverkeer, welke in het belang is van het publiek.

Het gerechtshof Amsterdam heeft zitting gehouden op 2 december 2022, en op 10 januari 2023 is besloten dat het beslag moet worden opgeheven en dat de middelen teruggestort moeten worden.

Er zijn geen gronden om het beslag te handhaven. De overweging is dat in het belang van strafvordering, het voortduren van het beslag niet is vereist, omdat het volgens het hof zeer onwaarschijnlijk is dat er in een later stadium een strafzaak aanhangig gemaakt zal worden.

Op 13 april 2018 is door de Douane te Schiphol een geldzending van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) vanuit Suriname, met als bestemming Hong Kong, aan een controle onderworpen. De geldzending betrof een regulier transport van de CBvS, die al jaren op dezelfde manier wordt uitgevoerd. De drie handelsbanken, De Surinaamsche Bank, Hakrinbank en Finabank waren belanghebbenden. De CBvS en de handelsbanken zijn vervolgens via hun advocaten in overleg gegaan met het Openbaar Ministerie van Nederland (OM), om meer inzicht te geven in de achtergronden van de geldzending en om te trachten de kwestie in overleg op te lossen.

Toen dat niet succesvol bleek, hebben de banken uiteindelijk gekozen om een klaagschriftprocedure op te starten per 28 juni 2019, na een jaar van overleg sinds de inbeslagname van de gelden. Op 24 december 2019 stelde de Rechtbank Noord-Holland dat de eis van de banken gegrond is en de middelen teruggestort moeten worden. Het OM besloot op 3 januari 2020 tegen deze uitspraak in cassatie te gaan en op 6 juli 2021, heeft de Hoge Raad besloten dat de klaagschriftprocedure opnieuw beoordeeld moest worden en wel door het Gerechtshof Amsterdam. 

Het Gerechtshof Amsterdam heeft vervolgens besloten dat het beslag opgeheven dient te worden en de middelen teruggestort moeten worden.

De banken worden juridisch bijgestaan door de advocaten Robbert de Bree en Frans Sijbers van Wladimiroff Advocaten, en Aldo Verbruggen van Lumen Lawyers.

error: Kopiëren mag niet!