Commotie rondom bebouwing en bewoning

                                                                              Carlo Jadnanansing 

Resumé: 

Volgens het Hof van Justitie (HvJ) moet onder bebouwing en bewoning verstaan worden het opzetten van elk bouwwerk, mits er ook de mogelijk van bewoning wordt geschapen. 

Het HvJ heeft op 3-12-2021 een opzienbarend vonnis gewezen m.b.t. de betekenis van bebouwing en bewoning. 

Feiten: 

Op 18-11-2008 is aan DZ door de directeur O.W. vergunning verleend om op het erfpachtperceel op de hoek van de Surinamestraat en de Coesewijnestraat een winkel/woonhuis op te zetten. 

Bij de uitgifte (1951) was aan het perceel land de bestemming bebouwing en bewoning gegeven. Met de bouw wordt in 2009 begonnen. 

Hiertegen rijst bij omwonenden verzet, omdat zij menen dat hun woongenot zal worden verminderd en de waarde van hun huizen zal dalen. De bouwvergunning wordt in 2009 ingetrokken. 

Een verzoek tot bestemmingswijziging van het perceel wordt door minister van RGB (thans GBB) afgewezen. Desondanks slaagt DZ erin in 2010 wederom een bouwvergunning te krijgen. 

Hierna stellen de buurtbewoners een procedure in bij de kantonrechter tegen de Staat en DZ, waarin zij vorderen: 

A. dat de vergunning tot de bouw van een winkel/woonhuis wordt ingetrokken; 

B. verbod om aan DZ of een derde vergunning te verlenen om op het perceel enig andere gebouw dan een woonhuis te bouwen. 

De vordering wordt op 9-12-2010 afgewezen op grond dat het in strijd zou zijn met de beginselen van behoorlijk bestuur om de intrekking te gelasten, omdat aan derden in dezelfde buurt wel een bouwvergunning verleend is in soortgelijke gevallen. 

Vonnis in hoger beroep d.d. 3-12-2021

Het is opvallend dat het HvJ pas ongeveer 11 jaar na instelling van het hoger beroep vonnis gewezen heeft. De uitspraak komt in de kern erop neer dat de formulering bebouwing en bewoning inhoudt dat elk bouwwerk mag worden gesticht mits er ook de mogelijkheid van bewoning wordt geschapen

Dit oordeel is zowel voor de rechtspraktijk als de overheid als een donderslag bij heldere hemel overgekomen. De reden is dat de mogelijkheid geschapen wordt dat iemand die een perceel land (in erfpacht of grondhuur) heeft gekregen, een fabriek op het terrein kan neerzetten mits een gedeelte daarvan als woonhuis gebruikt kan worden!

Uit onze wetgeving kan afgeleid worden dat met de bestemmingsverplichting beoogd wordt dat de overheid een goed beleid kan uitstippelen m.b.t. de ruimtelijke ordening. De Stedebouwkundige Wet geeft de mogelijkheid voor het maken van structuur- en bestemmingsplannen. 

Bepaalde gebieden kunnen voor industriële doeleinden bestemd worden, anderen uitsluitend als woongebied. Indien dus de bestemming bebouwing en bewoning wordt gegeven lijkt het logisch dat de achterliggende bedoeling is dat percelen die in dezelfde omgeving worden uitgegeven een woonbuurt zullen vormen. 

Dit om de bewoners een rustig woongenot te garanderen zonder gestoord te worden door geluidsoverlast veroorzaakt onder andere door machines of een groot publiek dat zich vrijwel permanent in de omgeving zou kunnen ophouden. 

Het Hof heeft de uitspraak van de kantonrechter bevestigd, zij het op andere gronden. 

Het Hof besliste dat de vordering van de buurtbewoners moet worden afgewezen door een innovatieve maar niet overeenstemming met de bestaande rechtspraktijk uitleg te geven aan het begrip bebouwing en bewoning. 

Aangezien het om een uitspraak gaat van onze hoogste rechterlijke instantie, moet deze gerespecteerd worden totdat er anders beslist wordt. 

De consequentie is dat in alle gevallen waarbij erfpacht- en grondhuurpercelen met de bestemming bebouwing en bewoning zijn uitgegeven, de mogelijkheid geopend wordt tot het verrichten van commerciële en industriële activiteiten, mits tevens de mogelijkheid wordt geschapen deze te combineren met woonruimte. 

In het licht van het voorgaande vonnis, zou het een goed advies aan de minister belast met grondzaken zijn om bij gronduitgifte voor bebouwing en bewoning expliciet erbij te vermelden dat het op te zetten bouwwerk uitsluitend als woonhuis mag dienen. 

Aangezien deze clausule in strijd zou zijn met de uitspraak van het Hof is het wellicht beter de artikelen 8 Decreet Beginselen Grondbeleid en 19 Decreet Uitgifte Domeingrond aan te vullen met een expliciete omschrijving van het begrip bebouwing en bewoning

Opgemerkt moet worden dat voormelde artikelen alleen betrekking hebben op het recht van grondhuur, zodat ook artikel 6 Decreet rechtstoestand vóór 1 juli 1982 uitgegeven gronden op overeenkomstige wijze moet worden aangevuld. 

Uiteraard zijn deze wetswijzigingen niet nodig indien de overheid het eens is met de uitleg van het Hof omtrent bebouwing en bewoning. 

In SJB 2022 no. 3 zullen het vonnis en een uitgebreider commentaar worden gepubliceerd.

error: Kopiëren mag niet!