De Nederlandsche Bank in verleden betrokken bij slavernij

President Klaas Knot van De Nederlandsche Bank (DNB) heeft woensdag gezegd het te betreuren, dat de bank in het verleden heeft bijgedragen aan de slavernij. Hij reageert na publicatie van een onderzoeksrapport van de Universiteit van Leiden.

“De bevindingen zijn behoorlijk stevig binnengekomen en dit heeft ons diep geraakt. We komen later dit jaar met een vervolgreactie en excuses zijn niet uitgesloten. We gaan daarover nog eerst in gesprek met maatschappelijke organisaties”, aldus Knot.

DNB is na de oprichting in 1817 indirect betrokken geweest bij slavernij, ook in gebieden die niet onder Nederlands gezag stonden zoals Brits-Guyana. Zo maakte DNB bij het verlenen van diensten geen onderscheid tussen klanten die wel of niet bij slavernij betrokken waren. Er was destijds geen juridische grond voor een dergelijk onderscheid en dit werd ook beleidsmatig niet gemaakt.

Het startkapitaal van DNB kwam deels van een groep van zestien ondernemers met directe belangen in de plantageslavernij. Deze investeerders en bestuurders bestonden voor een belangrijk deel uit de Amsterdamse financiers, handelaren, reders en boekhouders.

In 2020 had de bank zelf opdracht voor het onderzoek na een aantal publicaties dat jaar over het slavernijverleden van de Nederlandse bankensector. Daaruit bleek dat verschillende oude banken die nog altijd bestaan – zoals InsingerGilissen en banken die zijn opgegaan in ABN Amro – als financiers direct betrokken waren bij slavernij. Zij bezaten tot slaaf gemaakten of accepteerden die als onderpand. Veel van die bankiersfamilies waren ook betrokken bij de oprichting en het bestuur van DNB. 

Volgens Knot hadden DNB-bestuurders destijds meer oog voor hun financiële eigenbelang dan voor de situatie van de slaven. “Zij waren er persoonlijk, bestuurlijk en financieel bij betrokken en dat betreur ik zeer. Bovendien heeft de mate waarin onze voorgangers zich hebben ingezet om de afschaffing van de slavernij te voorkomen mij persoonlijk geraakt.”

Verder maakten ondernemingen en handelshuizen die betrokken waren bij slavernij veelvuldig gebruik van de diensten van DNB, zoals het verkrijgen van leningen in ruil voor goederen die via slavenarbeid waren geproduceerd. 

Uit het onderzoek blijkt ook, dat bijna 30 procent van de goederen, zoals koffie, nootmuskaat, tabak en suiker, die als onderpand dienden voor een lening afkomstig waren uit slavenarbeid.

DNB ondersteunde bovendien het ministerie van Koloniën in het dagelijkse betalingsverkeer. Dat was van belang voor de Nederlandse koloniale- en handelsactiviteiten. Daarmee had de centrale bank een belangrijke rol in het uitbetalen van de tegemoetkoming voor de slaveneigenaren na de afschaffing van de slavernij in 1863.

Hieronder de tekst van toespraak woensdag 9 februari van de heer Knot:

(Gebruikte bronnen: diverse media Nederland, Universiteit van Leiden, De Nederlandsche Bank)

error: Kopiëren mag niet!