Openbaar Ministerie zet eerste maar geen laatste stap wanpraktijken CBvS

Recent zijn door de strafrechter in Suriname straffen uitgesproken tegen de governor en een directeur van de Centrale Bank van Suriname en de directeur van de SPSB. Het Openbaar Ministerie heeft gedurfd een zaak aanhangig gemaakt en deze ook afgehandeld. Na de uitspraak van de rechter zijn de tongen in Suriname losgekomen. Er is veel lof voor het Openbaar Ministerie en dat is terecht, maar dat betekent niet dat het OM nu op zijn lauweren moet gaan rusten.

Maar, er is ook kritiek over de strafmaat en het feit dat de grotere spelers met veel politieke ‘leverage’, die geacht worden de kwade genius te zijn achter de daden waarvoor de hoge functionarissen zijn veroordeeld, die vrijuit gaan en vrij rondlopen. De voormalige minister van Financien is voortvluchtig. Ook wordt verwezen naar het nog vrijuit gaan van de vp, de voormalige president en leden van de Raad van Commissarissen van de Centrale Bank van Suriname.

Door de voormalige governor van de CBvS is in 2015 de richtlijn “Memorandum inzake geschiktheid directieleden, leden van Raden van Commissarissen en aandeelhouders bij kredietinstelling’ in 2015 uitgevaardigd. Het doel is geweest ontwikkeling en instandhouding van een gezond bank- en kredietwezen. De richtlijn is uitgevaardigd ter uitvoering van de Wet Toezicht Bank- en Kredietwezen. Wanneer er strenge eisen worden gesteld aan de rvc van kredietinstellingen waarover de CBvS waakt, dan moet de moederbank voldoen aan het adagium van ‘lead by example’. Dat betekent dat de rvc-leden aansprakelijk dienen te zijn voor de wijze waarop ze hun toezichthoudend werd hebben uitgevoerd.

Nu hebben we veroordelingen van hoge functionarissen van de moederbank en het gaat om handelingen waarvoor er veel protest is geweest met name vanuit de oppositie. Die kritiek en dus waarschuwingen hadden een zekere alertheid moeten teweegbrengen bij de uitvoerende hoge functies binnen de moederbank, maar ook bij het toezichthoudende orgaan boven de directie namelijk de rvc.

Terecht wordt daarom de vraag gesteld waarom het Openbaar Ministerie ook niet een onderzoek start naar de handelingen en de omissies van de leden van de rvc.   De raad van commissarissen ziet, volgens de Bankwet, toe op het beheer van de Bank. Bij de vervulling van hun taken op grond van deze wet richten de regeringscommissaris en de commissarissen zich naar hetgeen het belang van de Bank vereist.  Volgens de Bankwet bestaat de rvc (ten minste) uit een regeringscommissaris, de directeur van Financiën, de directeur van Handel en Industrie, ten hoogste vier leden door de regering te benoemen op voordracht van de minister van Financiën (na gepleegd overleg met de president van de CBvS). Op de regeringscommissaris rust er een bijzondere plicht en heeft die bijzondere bevoegdheden volgens de Bankwet.

Van regeringswege wordt toezicht op de handelingen van de CBvS uitgeoefend door een regeringscommissaris, zegt de wet. De governor van de CBvS is verplicht om deze regeringscommissaris ‘telkens op zijn aanvrage al die inlichtingen te verstrekken, welke hij tot een behoorlijke uitoefening van zijn toezicht nodig acht’. De regeringscommissaris is verplicht wanneer hij overtreding van voorschriften van deze wet constateert, deze terstond ter kennis van de governor en van de overige rvc-leden, stelt de wet. De vraag rijst of dat wel is gebeurd. En als het niet is gebeurd, dan is hij/zij wel aansprakelijk voor de consequenties die uit dat nalaten voortvloeien.   

In de gewone vergaderingen van de rvc bekleedt de regeringscommissaris het voorzitterschap volgens de wet. In de periodieke vergaderingen van de rvc brengt de president van de CBvS verslag uit over de algemene economische en financiële ontwikkeling en over de door de CBvS gevoerde politiek. Daarnaast wordt beraadslaagd over de onderwerpen, welke door de voorzitter ter tafel worden gebracht. Wanneer er heftige kritiek en verzet is vanuit het publiek (zie slogans: ‘Pe a moni de’ en ‘We zijn moe’) dan behoort dat op de agenda te zijn en moet er sprake zijn van wat op zijn Surinaams bekend is als ‘Drai anu pari boto’. En daarvoor moet er dan een opdracht komen vanuit de rvc naar de directie en dat is niet gebeurd, want anders zou de rvc allang aan de rem hebben getrokken.

Nu er vonnissen zijn tegen de uitvoerders, dan dienen er acties te volgen tegen de toezichthouders, zeker met het oog op de geldende sociaal-politieke omstandigheden die hebben gegolden ten tijde van de daden waarvoor men nu aansprakelijk is gesteld. De leden van de rvc kunnen niet zeggen ‘ma mi no beng sabi’ omdat artikel 27 lid 6 van de in 2010 aangepaste Bankwet de president van de CBvS verplicht om ‘maandelijks aan de leden’ van de rvc ‘een opgaaf’ te doen van ‘van de stand van de voorschotten aan de Staat’… de dekking van het gezamenlijk bedrag aan bankbiljetten in omloop, creditsaldi in rekening-courant’ bij de CBvS en ‘andere van de Bank dadelijk opeisbare vorderingen. De rvc kan niet anders dan van de stand van zaken op de hoogte te zijn, want als de informatiestroom niet op gang komt, dan behoort men aan de bel te trekken en onwilligen te vervangen.

De rvc is bevoegd uit eigen beweging de Financienminister van advies te dienen ter zake van aangelegenheden, welke voor de richtlijnen van het te voeren bankbeleid van belang zijn. De wet bepaalt ook dat de rvc de jaarrekening van de CBvS vaststelt. Bij de vaststelling van de jaarrekening heeft de rvc de bevoegdheid een voorbehoud te maken ten aanzien van later blijkend onbehoorlijk bestuur of misleidende voorstelling van zaken in de jaarrekening. De rvc mag ook blijk geven van bedenkingen tegen (delen van de) jaarrekening als deze in strijd zijn met bepalingen van de Bankwet.

Al met al zien we dat wanneer er op de CBvS een scheve schaats is gereden en er veroordelingen zijn, de rvc niet zonder meer vrijuit gaat. Voor de geloofwaardigheid en om te voorkomen dat gesproken wordt van een selectieve heksenjacht, rest in de rechtsstaat niet anders dan dat ook tegen de leden van de rvc een onderzoek wordt gestart.

Complimenten aan het OM, maar uw werk is nog niet klaar. Nu de SPSB-directeur is veroordeeld moet ook worden onderzocht welke bedrijven en ondernemers of personen op oneigenlijke wijze gelden van deze bank hebben ontvreemd. We zien in dit soort grootscheepse zaken dat mensen zich vrijwaren van rechtsvervolging door gelden die ze oneigenlijk hebben ontvangen, terug te storten. De vraag is of dat wel mag en of de mensen niet alsnog vervolgd dienen te worden.

error: Kopiëren mag niet!