Agrarische Adviesraad voorbeeld voor land

De dc’s van Commewijne, Nickerie en Saramacca hebben het voorbeeld gegeven hoe onder lokaal bestuur, de lokale agrarische productie kan worden gestimuleerd. Daarvoor verdienen de 2 dc’s wel een compliment. De agrarische productie moet tot stand worden gebracht door agrariërs die meestal in het bezit zijn van land die men zelf heeft verkregen of dat men heeft geërfd. Ook het agrarische vak, of het nu landbouw, veeteelt (kleine en grote herkauwers) of pluimveeteelt is, heeft men vaak geleerd van de grootouders en de ouders. Een enkele keer zien we dat het nageslacht in dezelfde richting doorstudeert op het Natin, het PTC of de richting Agrarische Productie van de Faculteit der Technologische Wetenschappen. Het initiatief moet komen van particulieren die ernaar moeten streven om een stapje meer te maken dan de generatie van wie ze het overnemen. Maar zonder de faciliterende ondersteuning van de regering zal het welmoeilijk worden.

De gebieden in de districten hebben te maken met overstromingen en tekorten van water. Een goede waterhuidhouding vereist waterkanalen en loosleidingen die onderhouden zijn en waterkrachtwerken zoals pompgemalen die functioneren. Deze zorg is toebedeeld aan de staat.

Waar het financieel haalbaar en toegestaan is, kan de landbouwer zelf kanalen en loosleidingen ophalen, maar daar krijg je dan het gevaar van eigenrichting. Er zijn gevallen bekend waar burgers bij het ophalen van loosleidingen, dammen hebben doorgestoken waardoor hun gebieden helemaal niet meer te maken hebben met wateroverlast, maar andere gebieden bij de geringste regen onder water komen te liggen. Er zijn gevallen waar de situatie niet meer wordt gerehabiliteerd. Daarom is het van belang dat het onderhoud van de waterhuishouding in handen van de staat blijft, maar dat secundaire en tertiaire lozingen wel door de agrariërs worden onderhouden. Het hoort allemaal bij het vak.

De regering heeft verder een faciliterende rol bij het transport van de landbouwproductie naar de landen in de regio en verder. De regering is verantwoordelijk voor luchtvaartovereenkomsten en heeft parastatalen in het leven geroepen om de luchthaven de beheren. De regering moet ook een zodanig beleid hebben dat input voor de productie zoveel mogelijk vervangen wordt door eigen productie daarvan, waardoor de importen afnemen. Dat zien we bijvoorbeeld in Guyana gebeuren en onze beleidsmakers kijken niet af, maar denken eraan om te gaan importeren uit het buurland.

De regering van Suriname moet de durf hebben om een ferm standpunt in te nemen met betrekking tot het importbeleid. We hebben de indruk dat elke lokale productie die import bedreigt, wordt verwaarloosd. Het belang van de import en dat van de concessiehouders in de goud en de houtsector zijn de zwaarst beveiligde belangen in Suriname. Zo is het een schande dat slechts 22% van de melkproductie door lokale melkveeboeren wordt gedekt en dat de rest wordt geïmporteerd in de vorm van droge melkpoeder. En dat dan in een land waar hele generaties melkvee hebben gehouden en met de hand wisten te melken.

We herinneren ons verhitte debatten in DNA in de Nieuw Front periode waar de VHP pleitte voor agrarische productie omdat het duurzame ontwikkeling ondersteunde en dat het voorkeur diende te genieten. We herinneren ons ook Otmar Rodgers, factieleider van de NPS, die het daarmee niet eens was en vond dat niet de landbouw maar de mijnbouw moest worden ondersteund. Ook heeft men elke agrarische productie in Suriname van ‘staple food’ (zoals rijst en melk) willen onderwerpen aan een prijszettingsbeleid van de overheid en niet zonder succes. In elk geval heeft het beleid van de Surinaamse regeringen ertoe bijgedragen dat de agrarische productie in Suriname zwaar wordt benadeeld en is gediscrimineerd, nog steeds.

De belangen van importeurs en ook de exporteurs wegen veel zwaarder en daarmee wordt eerst rekening gehouden. De agrariërs konden niet opkomen voor de bescherming van hun sector en hun belangen, omdat ze niet verenigd waren. Ze zijn verdeeld, er heerst een krabbenmentaliteit, een strey libi en een onderling wantrouwen. De regering heeft de plicht om de bindeling van agrarische producenten te bevorderen door ook een cultuur van verandering teweeg te brengen. Dat men bijvoorbeeld geen concurrenten maar lotgenoten van elkaar zijn. En dat men op eenvoudige wijze georganiseerd kan zijn in belangenverengingen en coöperatieve verenigingen. Met name LVV heeft die plicht maar LVV laat het na, omdat ze zo zouden helpen krachten te ontwikkelen die hun het leven zuur zouden kunnen maken.

Met de Agrarische Adviesraad in de twee districten wordt aan de Wet Regionale Organen uitvoering gegeven. In de adviesraad hebben zitting de agrariërs van de ressorten van het district. Ze moeten de dc en de LVV-minister te adviseren over de agrarische ontwikkeling in het district in de sectoren groenten en fruit, rijst, veeteelt, pluimvee en visserij. De adviesraad zal in het overleg met de districtscommissaris en de minister van LVV vooral advies uitbrengen en voorstellen doen over  landbouwonderzoek, landbouwvoorlichting, bijenteelt onderzoek en voorlichting visonderzoek, aquacultuur, verwerking en voorlichting, veeteelt ontwikkeling en voorlichting, inputvoorziening, natte en droge infrastructuur, grondenproblematiek en de afzet en export. Hiermee is een platform gecreëerd voor agrariërs in het district om maandelijks de knelpunten te bespreken en ook oplossingen aan te dragen.

Wanneer er ‘meaningful dialogue’ is en oprecht met adviezen wordt omgegaan, zal dit zeker vruchten. De minister van LVV moet wel het kader en de organisatie in huis hebben om wat te doen met de adviezen. En dat kan wel een uitdaging worden. In elk geval moet het voorbeeld van de 2 dc’s opgevolgd worden in alle districten.  

error: Kopiëren mag niet!