Welkomstwoord voorzitter Eerste Kamer ontvangst president Santokhi in Staten-Generaal


Excellentie, geachte meneer de President,
Graag heet ik u van harte welkom in Nederland. Het is een grote eer om u vandaag als Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden te mogen ontvangen in de Ridderzaal. Daarnaast heet ik in het bijzonder uw echtgenote, de First Lady van Suriname, van harte welkom, alsmede de aanwezige ministers van uw regering, uw Ambassadeur en de overige
leden van uw delegatie.

Ik ben zeer verheugd dat u bereid bent om vandaag in gesprek te gaan met leden van het Nederlandse parlement. U bent zelf ook tien jaar lid bent geweest van het parlement in Suriname, en dus ga ik ervan uit dat u zich vertrouwd voelt in het gezelschap van onze parlementariërs.
De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat het aantal internationale ontvangsten in de afgelopen anderhalf jaar zeer beperkt is gebleven. Het is voor het eerst sinds de start van de pandemie dat wij als Staten-Generaal weer het voorrecht hebben om een buitenlands staatshoofd te mogen ontvangen. Het voorrecht is des te groter en specialer, omdat het een
staatshoofd betreft van een land waarmee wij zo’n omvangrijke geschiedenis kennen, en waarmee wij op allerlei manieren zo verbonden zijn.

Excellentie,
Nog een andere reden waarom wij zo verheugd zijn u hier vandaag te ontmoeten, is omdat de wederzijdse betrekkingen tussen onze beide landen in de recente geschiedenis niet altijd even warm zijn geweest. Na een periode van kilte doet het deugd om te zien dat de zon weer is gaan schijnen als het gaat om de relatie tussen Suriname en Nederland.

Het afgelopen jaar zijn al verschillende bezoeken over en weer afgelegd op regeringsniveau.
De diplomatieke banden zijn hersteld en de samenwerking op verschillende terreinen is hervat of geïntensiveerd. Uw bezoek aan Nederland kan zonder meer worden gezien als de bevestiging van het hernieuwde wederzijds partnerschap tussen onze beide landen. Een partnerschap waarbij we elkaar kunnen ondersteunen, met elkaar kunnen samenwerken en
ook van elkaar kunnen leren.

Excellentie,
U bevindt zich zoals u weet op dit moment in de Ridderzaal. Het is een zaal die stamt uit het eind van de 13de eeuw en destijds onder meer al dienst deed als ontvangstzaal. In recenter tijden is de zaal gebruikt voor de jaarlijkse Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal op Prinsjesdag, als onze Koning hier de troonrede uitspreekt. En in verband met de
coronacrisis hebben in het afgelopen anderhalf jaar zowel de Eerste als de Tweede Kamer gebruik gemaakt van de Ridderzaal als plenaire vergaderzaal, zoals u kunt zien aan de huidige opstelling.
In het jaar 1954 werd in deze zaal door de toenmalige Koningin Juliana het Statuut voor het Koninkrijk ondertekend. Daarmee kwam er een nieuw staatsverband tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, waarbij alle gebiedsdelen een gelijkwaardige plaats in het Koninkrijk kregen. Ruim twintig jaar later, in 1975, ontstond de onafhankelijke Republiek Suriname.

‘Dat wij u vandaag in de Ridderzaal mogen ontvangen en hier met u in gesprek mogen treden, beschouw ik als een mooie en waardevolle toevoeging aan de rijke geschiedenis van dit gebouw.

Excellentie,
Ik hoop dat u aan het eind van uw verblijf in Nederland, bij uw vertrek terug naar Suriname, terug kunt kijken op een vruchtbaar en succesvol bezoek. Het is een grote eer om u hier vandaag te ontvangen en ik dank u nogmaals namens de Staten-Generaal voor uw aanwezigheid vandaag hier in ons midden.
Ik geef u graag het woord, waarna we kunnen overgaan tot een gedachtewisseling met de aanwezige parlementsleden. Het woord is nu eerst aan u. Dank u wel.

error: Kopiëren mag niet!