Regeren in Suriname

Bij de verkiezingen voor een nieuwe volksvertegenwoordiging op 25 mei 2020 haalde – anders dan bij de verkiezingen in 2015 – geen der afzonderlijke partijen een meerderheid van de helft plus één. Daarom kon ook niet zoals in 2015 een één- partij-regering, maar slechts een coalitieregering worden geformeerd. Een regering van de twee grootste partijen in de Assemblée werd door niemand als een serieuze optie beschouwd en dientengevolge kwam een kabinet tot stand, bestaande uit de winnaars van de verkiezingen: VHP en ABOP, aangevuld met NPS en PL. Zo gaat het meestal in democratische rechtsstaten en zo hoort het ook te gaan.  Het betekent wel dat soms coalities moeten worden aangegaan omwille van de coalitie zelf en niet omwille van politieke verwantschap of maatschappelijke visies. Soms ontbreekt zelfs de geringste affiniteit met de nieuwe coalitiegenoot. In die situatie is Suriname na 25 mei 2020 aanbeland. 

De vertegenwoordigers van de in grootte tweede regeringspartij blijken, zoals te verwachten was, politieke dilettanten die er geen flauw idee van hebben dat zij met hun verkiezing geacht worden de res publica te dienen en niet alleen hun eigen portemonnee, hun familie en hun vrienden.

In tal van beschouwingen in de Surinaamse pers – ook de meer serieuze –  wordt speciaal de nieuwe president gemaand orde op zaken te stellen en de benoeming van familieleden, vrienden en partijgetrouwen zo snel mogelijk terug te draaien. Maar stel dat de president al die adviezen daadwerkelijk zou overnemen en daarmee lijnrecht zou ingaan tegen hetgeen de vicepresident van Suriname blijkbaar als het summum van adequaat landsbestuur beschouwt. De coalitie zou dan hoogstwaarschijnlijk  snel uiteenvallen en we zouden al binnen enkele maanden in een diepe politieke crisis belanden. Omdat een coalitie van VHP en NDP uitgesloten moet worden geacht zullen er nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven waarin de NDP de sterke troef kan uitspelen dat zonder haar regeren blijkbaar onmogelijk is. Bovendien kan ze wijzen op de praktijken waarop ze zelf werd verguisd.

Daarom lijkt de meest verstandige weg die van de twee sporen, die de nieuwe Surinaamse president de facto lijkt te bewandelen. Aan de ene kant trachten de economie van het failliete land geleidelijk aan weer op orde te brengen met gebruikmaking van deskundige adviezen zoals die van de Vereniging van Economisten in Suriname. In dat streven heeft de nieuwe minister van buitenlandse zaken in korte tijd al belangrijke resultaten geboekt. Wie goed oplette bij de televisiebeelden voelde als het ware de warme sympathie van de Nederlandse bewindspersonen voor de aristocraat uit Suriname!

Het tweede spoor van de president zou kunnen zijn pour besoin de la cause de in grootte tweede regeringspartij niet al te veel voor de voeten te lopen in haar geneigdheid tot nepotisme en cliëntelisme, althans wanneer de daaruit voor Suriname ontstane schade enigszins binnen de perken kan worden gehouden. Vermoedelijk moet de allerwegen versmade opneming van de presidentsvrouw in de Raad van Commissarissen van Staatsolie juist in dit licht worden gezien: directe controle door de president van de vertegenwoordiger in die raad van de in grootte tweede regeringspartij. Niet ondenkbaar dat het adagium ‘het beste is de vijand van het goede’ hoog in het vaandel van de nieuwe president staat. Maar met ‘voortzetting van het oude beleid’ heeft het niets te maken.

Jaren zeventig van de vorige eeuw studeerde ik af in het staatsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Beroemd was destijds de uitspraak van mijn leermeester dat het in de landspolitiek niet zozeer gaat om het ‘besturen van het schip van staat als wel om het leeghozen van een lekke schuit’. 

Paramaribo,

mr A.P.W. van den Broek

error: Kopiëren mag niet!