Een laatste opmerking over de instituten van de universiteit

Ik wil graag reageren op hetgeen door Professor Schalkwijk in zijn artikel inzake de verschillende Instituten van de Universiteit (Dagblad Suriname dd.4 februari 2019), als reactie op mijn eerder artikel hieromtrent, is gesteld. Het is geenzins mijn bedoeling geweest om iets af te dingen aan het belang van deze Instituten voor de Universiteit. Ik erken het belang van deze Instituten en de belangrijke taken die zij vervullen als onderzoeks en trainingsinstituten. Ik heb slechts mijn ervaringen willen weergeven tijdens mijn functie binnen de Universiteit, speciaal belast met het in kaart brengen en bevorderen van een derde geldstroom via onderzoek en dienstverlening. Het was tijdens het bestuur van Professor Rooseval dat speciaal hieraan een zekere prioriteit werd gegeven gelet op de minder rooskleurige financiele situatie waarin de Universiteit steeds verkeerde. Mijn ervaring toentertijd was dat het contact met de verschillende Instituten over deze kwestie zeer moeizaam verliep. Vaak werd er niet gereageerd op vragen over lopende projecten en verdiensten uit deze projecten. Het was aan de Instituten zelf te wijten dat, door dit gebrek aan openheid, er een zekere argwaan en ook een zeker negatief beeld werd opgewekt over hun activiteiten. Zo ongefundeerd, zoals door Professor Schalkwijk wordt aangegeven, zijn mijn beweringen dus niet. Dat de Instituten op regelmatige basis jaarrekeningen en verslagen bij het bestuur van de Universiteit hebben ingediend is mij inderdaad niet bekend. Waarschijnlijk zijn ze dan onder in een lade beland, want ik heb ze ,naar ik mij kan herinneren, nooit onder ogen gehad. Overigens ligt het accent bij de controle van een jaarrekening meer op de juistheid en volledigheid van de opgevoerde kosten en opbrengsten en in mindere mate op de rechtmatigheid van de opgevoerde kosten. De afdeling Interne Controle van de universiteit valt, in tegestelling tot wat wordt aangegeven, niet rechtstreeks onder het bestuur van de Universiteit zoals dat zou moeten en waar ik overigens altijd voor heb gepleit, maar onder de Direkteur van het Bureau van de Universiteit. Dit geeft de afdeling Interne Controle dus minder autoriteit bij haar werkzaamheden, waardoor ze vaak ook niet serieus wordt genomen. Dat er door een werkgroep een rapport “Financiele analyse grote instituten 2004-2016 Anton de Kom Universiteit” is geschreven valt natuurlijk toe te juigen. Wat de conclusies en aanbevelingen uit dit rapport zijn is mij jammergenoeg niet bekend, want dit was na mijn actieve diensttijd op de Universiteit. Wel hoop ik dat een van de conclusies zal zijn dat er nu eens eindelijk duidelijke afspraken tussen de verschillende Instituten en het bestuur van de Universiteit worden gemaakt inzake de kostencalculatie van projecten en wie hoeveel mag ontvangen. Zodat de opbrengsten van elk project op een rechtmatige wijze wordt gecalculeerd en deze ook op een vooraf bepaalde wijze worden verdeeld. Hierdoor zal er in de toekomst geen enkele twijfel hoeven te bestaan wat wel en niet mag binnen de projectuitvoering door de Instituten. Graag zou ik ook een overzicht willen zien van de bedragen die de afgelopen jaren door de verschillende Instituten zijn afgedragen aan de Universiteit in het kader van de uitvoering van projecten en dienstverlening (derde geldstroom). In mijn tijd op de Universiteit waren deze bedragen namelijk te verwaarlosen. Ik wil nogmaals benadrukken met mijn artikel hieromtrent geen afbreuk te willen doen aan het belang van de Instituten. Het is mij alleen te doen om duidelijke regels en afspraken, want in troebel water is het natuurlijk goed vissen. Overigens zal door het CLAD onderzoek duidelijk worden in hoeverre het Institute for Graduated Studies en Research (IGSR) waar Professor Schalkwijk, overerigens op een uitstekende wijze, leiding aan heeft gegeven, boven elke verdenking van financiele malversaties kan worden verheven. Dat een, overigens uitstekend initiatief als de oprichting van een PhD-school door beweerde vreemde financiele stromen in een kwaad daglicht komt te staan is natuurlijk heel jammer. Des te meer is dit jammer omdat een voorzitter van het Bestuur die juist toezicht moet houden op een juiste gang van zaken binnen de Universiteit hiermee in verband wordt gebracht.
R. Tjen A Tak Ex-Staflid Anton de Kom Universiteit van Suriname

error: Kopiëren mag niet!