Tact nodig om ruzies te vermijden

Het is inmiddels weer zover. Er is weer een knallende ruzie tussen de minister van Onderwijs en de leerkrachten. Het resultaat is dat de leerkrachten op 1 oktober, wanneer de scholen opengaan, zullen staken. Hoelang dit zal duren weten we niet. Het besluit is genomen op een rechtsgeldige vergadering van de onderwijsbonden, in elk geval is de rechtsgeldigheid daarvan niet der discussie gebracht door partijen die tegen deze staking is. Opvallend is dat alle ontevredenheid en verwensingen gericht worden aan de voorzitter van de onderwijsbonden, alsof hij de boosdoener is. Dat zou zo kunnen zijn als deze voorzitter de grote groep leerkrachten zou kunnen manipuleren zodat zij in staking gaan, maar dat kan niet het geval zijn. Deze groep werknemers is behoorlijk geschoold. Qua scholing zijn de onderwijsbonden, met uitzondering van de bond van griffiers van de kantongerechten in Suriname, met leden met de meeste scholing. Het is dus onmogelijk dat een voorzitter hen in een staking luist, temeer daar hij dit verwijt vaker heeft gehad en de onderwijzers vaker in staking gaan. Indien er een verwijt te maken valt in verband met de staking, dan moet die gemaakt worden tegenover de leden van de bonden die gezamenlijk besluiten tot de staking en niet de voorzitter of het bestuur van de onderwijsbonden. De vraag rijst dus waarom de voorzitter zo persoonlijk ook op de staatsradio wordt aangevallen. Een verklaring is dat het te maken heeft met de mensen die zich aangevallen voelen, er zijn politieke groepen die alles als een persoonlijke aanval ervaren. Het recht van staken komt toe aan de werknemers van Suriname, daartegen valt niet veel te doen in termen van strafmaatregelen. De regering en de andere onderwijswerkgevers worden aangespoord om de leerkrachten voor de dagen warop er gestaakt wordt, niet te betalen. Voor zover onze informatie reikt mag de werkgever het loon inhouden over de uren of dagen waarop de leerkrachten de arbeid die ze moeten verrichten, niet uitvoeren. De persoonlijke approach van de samenleving naar de voorzitter toe is niet correct, maar het is allemaal begonnen bij de adviseurs op het kabinet van de president met in hun kielzog de vorige minister van Onderwijs. Het is onwerkbaar en onmogelijk dat een bond of zijn voorzitter en de minister waaronder hij leden heeft, op gespannen voet met elkaar leven of ruzie met elkaar hebben. Dat is een zeer domme strategie. Bonden en vakbondsleiders provoceren, het is onderdeel van hun vak. Het is de minister die strategisch en tactvol moet zijn. Bonden en werkgevers hebben verschillende houdingen en strategieen. Zo provoceert de werkgever niet. In een dreigend arbeidsconflict is het de bond die stoerheid en durf moet tonen, de tanden moet laten zien, de werkgever niet. Daarom hebben we in het begin gesteld dat een minister niet als bijnaam “Rambo” of “Iron Lady” moet hebben. Wanneer met dat imago nastreeft en onderhoudt, dan geeft men aan dat men op het ministerie is aangekomen om een strijd te voeren. De vraag zou dus bij de onderwijsminister kunnen rijzen tegen wij zij gekomen is om het gevecht aan te gaan. Inmiddeld lijkt het er wel op dat het gevecht aangegaan moet worden met de voorzitter van de twee onderwijsbonden. Werkgevers in Suriname, ook in de publieke sector, ontberen veel skills om in dialoog te treden met de werknemers, men kijkt als het ware neer op de werknemers en beschouwt ze als een noodzakelijke kwaad. Een voorbeeld van deze verkeerde houding is geweest de laatste minister van Juspol in het kabinet 2010-2015. In het onderwijs draait het inderdaad om de kinderen, maar zonder onderwijzers bestaan er geen scholen. Stellen dat kinderen centraal staan, is een halve strategie. Vollediger is het om te zeggen dat het kind centraal staat, maar dat de onderwijzers (en de ouders en verzorgers) de belangrijkste partner zijn van de onderwijsminister. De onderwijsminister heeft tot nu toe niet getoond om bereid te zijn om een gezonde communicatie met de werkers in de sector tot stand te brengen. Dat blijkt ook nu daar de minister zich richt tot de ouders en de schooldirecteuren die het recht niet hebben om schooldeuren gesloten te houden. De minister heeft geen boodschap voor de onderwijzers, het blijkt wel dat zij geen hoge pet op heeft van onderwijzers. De minister doet voorkomen alsof kinderen die uitkijken naar de eerste dag op school, een psychische deuk en een trauma eraan zullen overhouden als de school op de eerste dag niet opengaat en dat is wel overdreven. Het geeft ook een eenzijdige benadering aan van zaken. De minister maakt een grote fout door maatregelen in het vooruitzicht te stellen tegen leerkrachten die op de eerste schooldag zullen staken. De minister doet voorkomen alsof dat volgens het schoolreglement niet mag en dat is niet waar. Ook op de eerste schooldag mogen de leerkrachten al in staking zijn en mag de onderwijsminister geen sancties op hen toepassen, totdat de rechter de leerkrachten weer opdraagt om te gaan werken (als de staking te lang duurt). Loon inhouden is een andere zaak. De minister gaat in de fout door te stellen dat ze met de bond wil communiceren via workshops, dus waar anderen erbij zijn en dat is zeker verkeerd. Verder zegt de minister dat ze de bond wil betrekken maar alleen op win-win-basis en ook dat is geen moreelethisch uitgangspunt als onder ‘win’ voor Onderwijs wordt verstaan dat de onderwijsbonden beloven niet in staking te gaan. Overigens hadden we al eerder hier gemeld dat wij niet van oordeel zijn dat de onderwijzers weer een loonsverhoging moeten krijgen omdat de algemene ambtenaren dat recent hebben gehad. Deze verhoging ontvingen de ambtenaren grotendeels reeds al maanden terug in hun loonzakje.

error: Kopiëren mag niet!