Wat is er aan de hand met de democratie?

Dagblad Suriname vroeg op FACEBOOK aan zijn lezers wat er aan de hand is met de democratie in Suriname. Deze vraag is een vraag die breed leeft, onder alle Surinamers in en buiten Suriname. Waarom is de Surinaamse democratie zo gemankeerd. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Stef Blok, noemde Suriname deze week een Failed State. Het feit dat deze benaming uit zijn mond kwam, paste niet. Maar hij heeft wel gelijk om de dysfunctionele democratische situatie van Suriname te koppelen aan etnische politiek. Het ironische is, en dat vergat meneer Blok te zeggen, dat de Surinaamse etnische politiek een Nederlands project is geweest, want zij hadden geen zin om te dealen met sterke Surinaamse politieke leiders in Koninkrijksverband. De vraag is waarom deze situatie is blijven bestaan. De gemiddelde kiezer moet ondertussen wel weten dat etnische banden en politici die op hen lijken niet helpen om zijn portemonnee niet vullen, of helpen om de economie sterker maken. Wat is er eigenlijk gebeurd en waarom is de situatie zo uit de hand gelopen?
Wat een ieder nu wil weten is, hoe het toch komt dat politici door en door corrupt zijn, en waarom de burgers op geen enkele manier grip krijgen op de huidige regering, die doof en blind lijkt te zijn en elke vorm van kritiek vrolijk naast zich neerlegt. Democratie zo leert de ervaring ons, is het ultieme, de meest perfecte vorm die een samenleving kan bereiken. Het wordt als de ultieme doelstelling beschouwd, naties streven om een zo rechtvaardig mogelijke samenleving te creëren. In de praktijk blijkt dat dit ideaalbeeld zeer moeilijk te verwezenlijken is, simpel omdat rechtvaardigheid en gelijkheid alleen via doorzetting en moed van een bevolking kunnen worden bereikt. Het zijn immers de burgers die de juiste leiders moeten kiezen, leiders die zich willen committeren de democratie te versterken doormiddel van wet en regelgeving. Het probleem is dat landen als Suriname als voormalige kolonie voor wat betreft de democratisering 1-0 achter staan, omdat het einde van kolonisatie niet vanzelfsprekend tot democratisering leidde.
In Suriname was het democratiseringsproces te kort, want op het moment dat de Nederlanders in samenspraak met de Surinaamse politiek een kiesstelsel in 1954 op basis etnische belangen en raciale tegenstellingen organiseerde was het gedaan met de democratisering. De Nederlandse regering wilde dat alle bevolkingsgroepen (behalve de Indianen en de Marrons) in het parlement vertegenwoordigd moesten worden en zij hebben daartoe hemel en aarde bewogen. Argumenten dat meer dan de helft van de geregistreerde kiezers niet konden lezen of schrijven werden weggewuifd. Dat er mogelijk sprake kon zijn was van stembusfraude omdat misbruik van deze groep kiezers kon worden gemaakt, zou de Nederlandse regering een zorg zijn. Een modelsamenleving, samenwerking op elite niveau, tussen de leiders van de twee grootste bevolkingsgroepen, zo zagen de Nederlanders het, en zo geschiedde.
Het waren de vaandeldragers van de Verbroedering, zoals Jagernath Lachman de samenwerking noemde, of, de Brede Basis, de term die Jopie Pengel liever gebruikte als hij de over interraciale politieke samenwerking had die weinig op hadden met rechten en vrijheden van de burgers. De leiders van de NPS en VHP waren op dat moment in de geschiedenis teveel bezig met machtsverwerving en zette daarvoor de schaarse middelen van staat in. Er was in die politieke constellatie geen uitwisseling van ideeën, opinies en zienswijze over de manier waarop de economische ontwikkeling tot stand moest komen mogelijk. Elke discussie werd verstomd, afgekapt, slechts de mening van de leiders telde. Wie niet voor ze was, was tegen ze en moest bestreden worden. Mensen leerden elkaar te wantrouwen werden bang gemaakt, tegen elkaar uitgespeeld tijdens verkiezingscampagnes. ‘Creolen waren lui en verkrachtten Hindoestaanse vrouwen; Hindoestanen waren gierig, vies; Javanen zetten slechte dingen in mensen hun eten enz, waren de kreten. Leiders die konden rekenen, rekenenden op de mensen die op ze leken om hun machtsbasis te bestendigen, zonder dat daar iets tegenover werd gesteld. Apan jaht, stem voor je eigen mensen! Werd steeds aan een ieder geleerd.
De Surinaamse kiezer heeft zich jarenlang geschikt, het hoofd gebogen voor datgene dat door de leiders kwistig boven hun hoofd werd gestrooid.
Ondertussen werd het volk dat steeds weer bedonderd werd door politici die de ontwikkelingshulp gebruikten om hun machtsbasis te financieren. Daardoor kon het dat slechts een klein percentage van de bevolking toegang kreeg tot bijvoorbeeld economische welvaart en hoger onderwijs. Want, inderdaad wie een vergunning of beurs wilde hebben hoefde niet de juiste kennis te hebben, maar wel de juiste kennissen op de juiste hoge posten. Gebrek aan kennis en technische expertise, zo schreef het Planbureau jarenlang in zijn rapportages was het grootste struikelblok voor het in gang zetten van de economische ontwikkeling. Maar men zat niet echt te wachten op kader, mensen met kennis en kunde, critici die vragen zouden stellen. De Surinaamse politieke partijen van het eerste uur hadden geen trek in critici, mensen die niet bang waren hun mening te geven, die wilden vechten voor versterking van de democratie. Juffrouw Jenny de huidige parlementsvoorzitter is niet de eerste voorzitter die de oppositie monddood maakt, ze afhamert en af laat voeren met de politie bij het minste en geringste. Jagernath Lachman en later, Emile Wijntuin, konden er ook wat van. Zij lieten regelmatig leden van de oppositie verwijderen, als de betoger al te kritisch richting regering was. Meneer Bouterse is niet de eerste regeringsleider die wegloopt. Meneer Pengel verscheen ook niet in het parlement als hij daar geen zin in had. En dat brengt mij op de volgende stelling van dit betoog: Het democratische gehalte van een natie kenmerkt zich door het vermogen van de zittende regering alle oppositionele groeperingen te erkennen als zodanig, door ze een plek te geven binnen het politieke bestel. Als een zittende regering dat niet kan, ontstaat er een monolitisch (versmolten) stelsel. In Suriname is er sinds de jaren 50 van de vorige eeuw sprake van monolitisch politiek stelsel.
Het slechte functioneren van de regeringen was voor de onafhankelijkheid geen enkel probleem, omdat men altijd kon schuilen onder de warme vleugels van het oude moederland, Nederland. Er werd wel flink gemord en geklaagd over de corruptie en er werd hartgrondig geklaagd over de vele onbetaalde tickets en het oneigenlijke gebruik van publieke middelen bestemd voor de opbouw van het land. Maar ach, who cares?
En toen Nederland er niet meer was, toen begonnen de problemen pas goed. De verbeelding van de regering Arron, dat ze in staat zou zijn om zich een leger te kunnen permitteren, zonder maar een koperen cent uit te geven. Maar het leger had men nodig als onderdeel van de banencarrousel. Ook de ideeën van sommigen die meenden dat het aanleggen van een spoorlijn belangrijker was dan geld investeren in Human Capital was een politieke blunder van episch formaat.
Het is ontluisterend te moeten constateren dat de coup van 1980 het onvermijdelijke gevolg was van institutionele en bestuurlijke verwaarlozing. Er was geen andere weg voor Surinaamse democratie, dan de weg naar de afgrond; het land was ten prooi gevallen aan amateurs en politieke avonturiers van diverse pluimage: naast de Groep van 16 waren er nog vijf of zes andere groepen met daarin in wisselende samenstelling, officieren en lagere rang SKM-ers, burgers, politietoppers, linkse politici van de Volkspartij en de Socialistische partij, leden van de zittende regering, kortom een bonte stoet van lieden die allemaal bezig waren de regering omver te werpen
De ondermijning van de democratie kwam na 1980 in een stroomversnelling terecht, zonder dat de burger daar iets van merkte. Het is ontluisterend te moeten constateren dat het militaire regime de klus van de oude elites slechts afgemaakt heeft, want de democratie in Suriname bestond op dat moment uit niets anders dan het organiseren van de parlementsverkiezingen. En verkiezingen organiseren, zegt totaal niets over de kwaliteit van de democratie. Integendeel.
Na 1980 was er geen enkel controlemechanisme meer over, daar hebben de militaire machthebbers wel voor gezorgd. De militairen hebben Suriname tot een kleptocratie omgetoverd, en de corruptie naar een nieuwe hoogte getild. Eerst verdwenen de verdragsmiddelen die Nederland zo gul verstrekte, daarna verdwenen fondsen, credit-lines, leningen uit Brazilië, Libië, en god weet waar. Victoria kapot. Vernield. Wageningen kapot. Rijstsector dood. Spoorlijnen van nergens naar nergens, overwoekerd door de jungle.
Toen de oude etnische partijen weer aan de macht kwamen in 1987, werd het niet helaas beter, want die club was slechts geïnteresseerd in het herstel van de status quo. De oude schoenen waren terug, en hoe! Politici die posities opeisten alsof ze op hèt pluche geboren waren als uitruil. De oude machthebbers (lees: legerleiding) die alle ruimte kregen om zich politiek te organiseren, zonder al teveel tegenstand. De militairen hebben zich nimmer teruggetrokken uit het politieke leven, integendeel. Ze werden steeds sterker, ze verwierven legitieme regeermacht in 1995. Ook toen hebben ze laten zien wie zij waren. De kiezer vond het in 2010 niet nodig notitie te nemen. In 2015 ging de kiezer zelfs nog voor vijf….
Het keer op keer vertrappen van de rechtsstaat, politici die lak hebben aan de mensenrechten, lak aan het volk, corruptie, geheimzinnigheid, gebrek aan bestuurlijke transparantie maakt uiteindelijk herstel zeer moeilijk. Zo leert ons de ervaring. Democratie is als een plant, zonder water, zonlicht en mest sterft het een erbarmelijke dood. En dat moeten wij als burgers goed beseffen.
Leiden 2018,
Dr. Natascha Adama

error: Kopiëren mag niet!