Disproportioneel geweld van de politie

In de media is het opvallende bericht verschenen van een 14-jarige die door de politie is neergeschoten en nu op intensive care ligt. De jongen was samen met nog twee anderen vermoedelijk bezig om in te breken in een woning en werden daarbij door de politie gestoord. Ze staakten toen hun inbraakpoging en sloegen op de vlucht. De jongen was, als hij betrokken was bij een inbraak, zeker niet bezig met een activiteit waarmee we onze jongeren bezig willen zien, integendeel. Op deze zelfde wijze zou een tiener betrokken zijn bij een aanval op een pompstation en tijdens het vluchten werd hij neergeknald door een lid van een der gewapende eenheden in het land. De tiener gaf daarbij de geest. Hoe het met deze jongen zal aflopen, zal over enkele dagen blijken. De vraag rijst of de politie in deze gevallen wel op de juiste wijze handelt door op vluchtende verdachten te schieten. In een eerder bericht staat dat de politie eerst een waarschuwingsschot heeft gelost. Toen de vermeende verdachten, voor zover daarvan in het geval van een 14-jarige kan worden gesproken, door gingen met hun vluchtpoging, werd gericht geschoten. In het laatste bericht in de krant staat dat de jongen niet aanspreekbaar was toen hij op straat werd aangetroffen. In de wijze waarop de staat is ingericht heeft in het overheidssysteem alleen de politie de bevoegdheid en het monopolie om geweld en dwangmiddelen toe te passen tegen burgers. De burgers hebben het recht niet om onderling geweld toe te passen, dat is strafbaar. Voor de politie gelden er strenge regels wanneer het gaat om het toepassen van geweld. In de eerste plaats moet de politie de situatie ontwijken, waarbij hij enig geweld hoeft toe te passen. Het geweld dat de politie toepast, varieert van manieren die kort leed toebrengen aan de mens (pijn), tot het ontnemen van de bewegingsvrijheid van de burgers tot het pacificeren middels toepassing van vuurwapengeweld. Bij deze laatste is het niet uitgesloten dat burgers het leven kunnen laten. Voor toepassing van vuurwapengeweld geldt dat streng wordt gehouden aan onder andere de regels van subsidiariteit en proportionaliteit. Verder gelden er over het algemeen additionele regels als minderjarigen bij calamiteiten betrokken zijn. Onze politie heeft de regels voor het gebruik van geweld door haar niet uitgelegd aan de samenleving. In voorkomende gevallen heeft de politie volstaan door te zeggen dat de politie niet buiten de regel om heeft gehandeld of dat de politie correct heeft gehandeld. De politie moet duidelijk kenbaar maken wat haar normen en grenzen zijn met betrekking tot het toepassen van geweld. Ons dunkt het dat ook in het geval van de ouderen voor de politie speciale regels dient te gelden. Het zogenaamde ‘maatschappelijk middenveld’ is in Suriname lamgeslagen, waardoor niemand opkomt tegen schendingen bijvoorbeeld door de politie. In mensenrechtenrapporten die internationaal over Suriname worden geschreven, wordt wel eens aangehaald dat de Surinaamse politie excessief geweld gebruikt en dat het bar slecht gesteld is met de gevangenissen in Suriname. Bij het subsidiariteitsbeginsel geldt dat het optreden noodzakelijk moet zijn ter bereiking van het met dat optreden beoogde doel. Als met een minder ingrijpende opsporingsmethode het beoogde doel evengoed kan worden bereikt, dan moet die minder vergaande methode toegepast worden en bestaat niet de bevoegdheid tot het gebruik van het verdergaande dwangmiddel. Wat was nu het doel van de politie in dit geval? Was het tot staan brengen van de voortgang van een strafbaar feit of was het ook het aanhouden van de vermoedelijke daders? Kon dit laatste niet op een andere manier gerealiseerd worden dan door de schieten op de verdachten? Het proportionaliteitsbeginsel begrenst ook de keuzevrijheid van de politie. Toepassing van een dwangmiddel kan onrechtmatig zijn wanneer de met het dwangmiddel te dienen belang (verstoren van een inbraak/plegen van een aanhouding voor vermoedelijke inbraak) niet opweegt tegen het daardoor te schaden belang (ondergaan van vuurwapengeweld de nadelige gevolgen van het middel). Dit betekent dat ook al zou een dwangmiddel vanuit het subsidiariteitsbeginsel gerechtvaardigd zijn omdat het beoogde doel met een minder ingrijpende wijze van optreden niet (evengoed) kan worden bereikt, kan de toepassing ervan niettemin achterwege worden gelaten als het dwangmiddel het belang van
de verdachte onevenredig zwaar treft. Op dit punt wordt de politie bij zijn basisopleiding getraind en gedurende zijn carrière behoort hij op dit stuk steeds te worden begeleid. In dit geval lijkt het niet dat de politie de toets van de subsidiariteit, noch die van de proportionaliteit kan doorstaan.

error: Kopiëren mag niet!