Albert Ramdin: ‘Er is iets goed mis met de samenleving als geheel’

Albert Ramdin‘Volgens mij zijn het bestuur van het land en de samenleving mislukt, omdat zij niet in staat zijn om te zorgen voor de ouderen van dagen, de toekomst van de jeugd en omdat zij personen met bijzondere kwaliteiten niet betrekken bij de ontwikkeling van het land. Ik vraag mij af waarom wij in onvoldoende mate ouderen en gepensioneerden, die jarenlang productieve arbeid hebben verricht, geen rustig en vredig bestaan kunnen bieden. Waarom moet de jeugd de toekomst met zorg tegemoet zien? Waarom worden personen met bijzondere kwaliteiten onvoldoende gekwalificeerd en niet betrokken om een bijdrage te leveren aan de opbouw van de samenleving.’ Dit zegt Albert Ramdin, die in verband met de herdenking van het tweede lustrum van de Henri de Ziel Stichting een inleiding verzorgde met als titel ‘Wi mu seti kondre bun; ma wi mu seti a denki fosi’.
Het land dat wij allemaal liefhebben
Ramdin gaf een persoonlijke visie op het volkslied dat door De Ziel (Trefossa) is geschreven en de ontwikkeling van ‘het land dat wij allemaal liefhebben.’ De inleider vroeg zich af waarom wij als Surinamer, met een redelijk goede educatie, in een land met enorm veel mogelijkheden niet in staat zijn om het paradijs en de potentie die het land heeft te structureren. Suriname met een bevolking van 650.000 personen, waarvan 250.000 productief deelnemen, is vanaf de onafhankelijkheid tot nu toe niet goed in staat gebleken om werk te verschaffen aan de bevolking en een regelmatig inkomen te garanderen. Dit ondanks de potentie die het land heeft.
Wi mu seti kondre bun
Gesproken werd over verandering en vooruitgang en wat er moet gebeuren om de situatie te keren. ‘Wi mu seti kondre bun’, deze regel van het tweede couplet van het volkslied is volgens Ramdin enerzijds een opdracht en houdt anderzijds een verwachting in. Volgens hem legde Trefossa in deze woorden de condities en de realiteit die van belang zijn om die opdracht uit te voeren. Het couplet begint met de woorden ‘opo kondreman un opo’, inhoudende een rechtstreekse instructie aan ons allen, ’s landskinderen, om op te staan, gereed te zijn om in actie te komen.
Sranan gron e kari yu
‘Sranan gron en kari un’, is een oproep en realiteit dat de verplichting op ons rust om het land te dienen en dat er in feite geen andere keus is. In de derde regel: ‘win’s ope tata komopo’, is de realiteit van de etnische identiteit van toen benaderd, dat ongeacht geografische-, culturele-, of etnische afkomst het land geaccepteerd en gediend moet worden.
Wi no sa frede, Gado de wi fesi man
In de volgende regels staat ‘wi ni sa frede, Gado de wi fesi man. Heri libi te na dede wi sa feti gi Sranan.’ Volgens Ramdin zet Trefossa in deze regels uiteen welke eigenschappen wij als Surinamers aan de dag moeten leggen, om de opdracht, de hoop van ‘wi mus seti kondre bun’, uit te voeren met vertrouwen in de Almachtige.
Recht en waarheid maken vrij
Gewezen werd op het eerste couplet in het Nederlands dat een aantal additionele elementen heeft als bouwstenen voor een solide en stabiele samenleving. Het gaat Ramdin vooral om ‘recht en waarheid maken vrij’. Daarbij werd de vraag gesteld of wij als Surinamers, in welke hoedanigheid dan ook, als onderdeel van deze samenleving, de bijzondere visionaire, nationale, ethische en politieke opdracht hebben vervuld. Hebben wij de verwachting, de hoop van Trefossa, om Suriname te ontwikkelen en vooruit te brengen, waargemaakt? Hebben wij door de jaren heen zelf ook bijgedragen aan een beter Suriname?
HD

error: Kopiëren mag niet!