Holland heeft niet de schuld van alles

De afgelopen week gaf de huidige voorzitter van de PALU, Jim Hok, opnieuw Nederland de schuld van de economische crisis in Suriname. Een pertinente onwaarheid. Meneer Hok probeert weer de vervelende rol van zijn eigen partij in de recente politieke geschiedenis van Suriname te verdoezelen door anderen te ‘blamen en te shamen’. A NO MI…. Het is de schuld van anderen, van de NPS, van Holland.
Al die oneerlijke en hypocriete politici, die er allemaal belang bij hebben om zand in de ogen van het volk te strooien, doen dat zodat mensen vergeten hoe de dingen in werkelijkheid zijn gegaan. De kwestie rondom de Suralco, bijvoorbeeld, en die torie van het stuwmeer. Niemand die iets weet over die memorandum of understanding (MOU), niet meer dan een vel papier, met daarop neergepend, de belofte dat de ALCOA zijn activiteiten in Suriname zal voortzetten…..mits…..Suriname voldoet aan een aantal eisen en mits de bauxiet in het Bakhuys gebied van goede kwaliteit is! De reden waarom niet geijverd is om een gedegen geologisch onderzoek te laten verrichten, dat is het geheim van het Kabinet van de President van Suriname. Nog een geheim, want wat er verder moet gebeuren om het tij te keren, dat wordt allemaal in achterkamertjes bekokstoofd en bedisseld, waarbij vooral de onwetende en onkundigen de vrije hand hebben. Zij zullen ervoor zorgen dat het Surinaamse Volk met lege handen zal achterblijven. Hoe kon het toch zover komen?
De Surinaamse Bauxiet industrie is niet plotseling dood neergevallen. Het stervensproces begon nog vóór de onafhankelijkheid van Suriname, toen de concurrentiepositie als bauxiet producent veranderde door de opkomst van Australië als nieuwe en gunstigere bauxiet- en aluinaarde leverancier, en omdat nieuwe methoden om aluminium te recyclen de vraag naar aluminium drastisch verminderde. De Surinaamse deskundigen die bezig waren met een economisch blauwdruk voor na de Onafhankelijkheid, onder leiding van Frank Essed, bleven ondanks deze, voor Suriname, negatieve berichten, evenwel vasthouden aan het idee dat de economie rondom de bauxietindustrie moest worden georganiseerd. Frank Essed schreef in zijn economische manifest ‘Mobilisatie van het Eigene’ dat de bauxietindustrie de kurk van de Surinaamse economie was en zou blijven….. De Nederlandse onderhandelaars zoals Jan Pronk en Bas de Gaay Fortman, pleitten echter voor economische diversificatie maar trokken uiteindelijk aan het kortste eind, want ze hadden haast. Suriname zou, wat Nederland betrof, Hoe Dan Ook onafhankelijk worden en snel ook als het even meezat. Ook in Suriname vond men het West Suriname Project, met daarin vervat, de Apoeraspoorlijn, de bouw van een overslaghaven en de bouw van de Stondansi stuwmeer te ambitieus. Veel Surinaamse intellectuelen vonden dat er teveel plannen ten behoeve van de infrastructuur werden gepresenteerd, en te weinig ten behoeve van de sociaal-maatschappelijke ontwikkeling. De mening van de Surinaamse critici werd in Nederland niet gehoord, en dat terwijl de Nederlandse regering, eerst onder leiding van Joop den Uyl en later, Dries Van Agt, ook vond dat Werkgelegenheid, woningbouw, de klein-landbouw, onderwijs, de meest belangrijke bronnen voor economische ontwikkeling moesten worden na 1975. Het grote probleem was dat de ontstane patstelling niet kon worden doorbroken, omdat de Surinaamse regering in 1973, in alle stilte, reeds was begonnen met de bouw van de Apoeraspoorlijn. Een voldongen feit, omdat er harde afspraken met de Amerikaanse multinational Reynolds waren gemaakt. Een van de vervelende aspecten van het Onafhankelijkheidsverdrag was dat het geld niet als lumpsum is uitbetaald. Suriname had zich gecommitteerd aan de Nederlandse wens dat er per project geëvalueerd zou worden op doelmatigheid en haalbaarheid, en het West-Suriname plan had volgens de Nederlandse leden (van de CONS) beide toetsen niet goed doorstaan. De Tweede Kamer stemde om die reden niet in uitbetaling van gelden om de spoorlijn te financieren.
De regering Arron heeft helaas nagelaten om het volk hierover in te lichten, de mensen te vertellen dat Suriname met zijn rug tegen de muur stond vanwege de halsstarrige houding van de Nederlandse regering. Maar Suriname hield voet bij stuk, terwijl bij Nederland het paternalisme, gecombineerd met een streven om altijd het Nederlandse belang te laten prevaleren boven dat van Suriname bleef voortleven. Als het Nederlandse bedrijfsleven niet zou verdienen aan de spoorlijn, dan moesten de Surinamers maar zelf uitvogelen waar het geld vandaan zou komen. Dat het project toch gefinancierd werd tot 1980 kon vanwege een van de bepalingen van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag die stelt dat het Planbureau altijd moest kunnen beschikken over een bepaald bedrag aan werkkapitaal. Met dat werkkapitaal werd het West-Suriname plan gefinancierd, en werden er ook diverse projectvoorstellen en (pre)- feasibility studies betaald, die daarna allemaal in de archieven van het Planbureau verdwenen, want geld voor concretisering van al die projectvoorstellen was er simpelweg niet.
Vanwege de bezwaren van Nederlandse regering, werd door de Tweede Kamer de overmaking van gelden aan Suriname niet goedgekeurd, tot het jaar 1980, toen de militairen de democratisch gekozen regering naar huis stuurden. Na de coup ontstond er in Den Haag opeens een grote drang om Suriname te helpen. Waarom gaf de Nederlandse regering een regime dat schietend de macht had overgenomen, zoals professor van Dam, toenmalig lid van de CONS het noemde, carte blanche?
Het geld was bestemd om de urgente sociale projecten, zei de Surinaamse regering. Er was voor 1980 niets gedaan voor het volk. Maar na 1980 zijn er geen nieuwe projecten ingediend, en is er ook niets gedaan voor het volk. Dat meneer Bouterse en zijn secondant Roy Horb de ballen verstand hadden van beleid en bestuur kon Nederland kennelijk niet zoveel schelen. Dat de militairen allerlei oud-ministers en topambtenaren oppakten op verdenking van corruptie en zonder enige vorm van proces opsloten, werd door de Nederlandse regering nadrukkelijk genegeerd. Het kon Nederland evenmin schelen dat het West Suriname Plan door de nieuwe machthebbers direct in de ijskast werd gestopt, ook nadat de bestemde gelden voor de verdere bouw vrijkwamen.
Er is volgens de gegevens van de Nederlandse Tweede Kamer uiteindelijk één miljard goedgekeurd voor projecten in Suriname. Uit de archieven blijkt tevens dat al het geld is overgemaakt aan Suriname. Toen de Front regering in 1987 aantrad, was er slechts een fractie van het ontwikkelingsgeld over. Wat is er met dat geld is gebeurd? Wat hebben de militairen en hun linkse vrienden, de grootste criticasters van de plannen van het oude politieke elite, gedaan met al dat geld? Niemand in Suriname weet iets, of vraagt wat de militaire machthebbers en hun linkse matties toentertijd met het geld hebben gedaan. Nederland is klaar met deze torie, ze willen hun vingers er niet aan branden. Maar dat het een grof schandaal is spreekt voor zich, want waar is al dat geld gebleven?
Het belachelijke is, dat er in hetzelfde West Suriname plan was opgenomen de nog bestaande bauxiet reserves in kaart te brengen.
De huidige regering heeft steeds de schuld voor het mislukken van de onderhandelingen met de ALCOA op de schouders van de regering Venetiaan geschoven. A no mi…..al de gemiste kansen……kapitaalvernietiging en corruptie, waar de honden geen brood van lusten. Net als in de jaren 1980, krijgen anderen de schuld voor het falende beleid, want A NO MI. De geschiedenis bewijst steeds weer dat de (voormalige) revolutionairen, de huidige top van de NDP en hun coalitiegenoten niet in staat zijn om het land te besturen. Toen niet. En nu ook niet. Feit is ook dat Suriname allang andere bronnen van bestaan had moeten aanboren. Zoveel gemiste kansen, zoveel praatjes…terwijl er niets van de grond komt. Toen niet en nu ook niet want dezelfde mensen die toen lichtzinnig omgingen met gemeenschapsgeld staan vandaag weer aan het roer, diezelfde REVO-lui die met hun dogmatische linkse ideeën, kapitaal vernietigden, hebben het nu weer voor het zeggen. En steeds weer proberen ze de geschiedenis van Suriname te herschrijven, hun aandeel in de economische malaise van Suriname te verdoezelen. Maar hoe hard ze ook ‘a no mi’, blijven roepen, feit blijft: Elke cent bestemd voor de ontwikkeling van land en volk verdwijnt in een grote diepe put als deze A NO MI groep aan de macht is. Holland heeft het er niet ingesmeten…….…..meneer Hok.
Dr. Natascha Adama
Bronnen: proefschrift, N.Adama, Gent, 2005.

error: Kopiëren mag niet!