Suriname moet kader kweken voor toekomstige expansie olie-industrie

Door de directeur van Staatsolie is de afgelopen dagen een opmerkelijk interview afgestaan over de productiedelingscontracten die Suriname c.q. Staatsolie zou hebben afgesloten met twee oliegiganten in de wereld. Exxon Mobile is de grootste exploitant en/of exploratiebedrijf van olie in de wereld, Statoil zou de grootste zijn in Europa. Exxon is betrokken in de ‘world class’ vondsten van aardolie in ons buurland. Er zijn sterke aanwijzingen en zelfs bewijs dat er een grote aardolieplas onder de grond ligt in de ‘Guyana-Suriname’ basin voor de kust in diepzeewater. Door de directeur is aangegeven dat het seismisch onderzoek van de bodem al is gedaan en dat deze bedrijven nu gaan boren in twee blokken aangrenzend met Guyana. Volgens de directeur zijn eerder boringen verricht in andere blokken, maar er zijn geen vondsten gedaan die economisch winbaar zijn. Suriname zit nu door de lage olie- en goudprijzen al enkele jaren verlegen om middelen, hetgeen geleid heeft tot soms bezuinigingen op de verkeerde plekken die op den duur in economisch opzicht niet genoeg besparingen opleveren die als economisch significant kunnen worden gekwalificeerd. De Staatsolie-directeur heeft een tamelijk positief beeld geschetst van de toekomst van de olie-industrie in Suriname. Zo zegt de directeur dat er 100% (en niet minder) vaststaat dat er olie voorkomt in het maritieme economisch gebied van Suriname. Hij zegt ook dat die 100% olie gevonden zal worden op Surinaams maritiem grondgebied, alleen is het nu de vraag of dit binnen 6 maanden, een jaar of 3 jaren plaatsvindt. Drie jaren is in 2020, de rest is binnen heel korte tijd. Ontdekking van olie zal niet direct betekenen dat het uit de grond wordt gepompt en verkocht. Het zal enkele jaren duren (2) voordat de olie bedrijfsmatig kan worden gewonnen en verkocht. De directeur heeft aangekondigd dat de vondst van olie kan betekenen dat de olie-inkomsten gerust dan met 10 tot 20 maal zullen zijn verhoogd. De bijdrage van Staatsolie aan de staatskas is de afgelopen jaren rond de 25 miljoen USD (2015) en 40 miljoen (2016). Vijftien maal vermenigvuldigd komen we uitgaande van de laatste bijdrage onder minder gunstige omstandigheden (lage prijzen) op 600 miljoen USD oftewel 4.5 miljard SRD. Onder de huidige omstandigheden zou dan met de eigen inkomsten de geraamde uitgaven van 2018 wel kunnen worden gedekt zonder geld te betrekken uit leningen. Het is echter ook bekendgemaakt dat Staatsolie een lening van 600 miljoen USD heeft waarvoor betalingsarrangementen zijn gepleegd tot en met 2019. Dat betekent dat wanneer olievondsten worden gedaan, nog aflossingen dienen te worden gepleegd. De vraag is of een vertienvoudiging van de olie-inkomsten in Suriname zou leiden tot meer welvaart in Suriname, dus tot meer sociale progressie. Het antwoord is dat nu niet met zekerheid gezegd kan worden dat olie in zee zal leiden tot meer welvaart. In elk geval zal het betekenen meer staatsinkomsten, dus meer middelen voor ouderen, mensen met een beperking en sociaal zwakkeren. De olie-industrie zal waarschijnlijk offshore duizenden banen opleveren, met inkomens voor duizenden gezinnen. Door wie zullen die banen worden ingevuld? Zullen Surinaamse gezinnen profiteren van de meer dan redelijke olie-inkomens? Hebben we genoeg lokaal kader in opleiding in formeel en niet-formeel onderwijs om deze vacatures in te vullen? Zullen onze mannen en vrouwen bereid zijn om op zee te werken onder misschien ruige en relatief gevaarlijke omstandigheden? Als onze beroepsbevolking niet bereid is of gemaakt kan worden voor deze banen en/of ze de vereiste kwalificaties niet bezit, zullen buitenlandse werknemers uit de Caribbean en Latijns Amerika en misschien ook nog uit Azië deze banen inpikken. Dat betekent dan dat onze olie voor een deel niet ten goede komt aan de Surinaamse bevolking. De olie-industrie zal dan niet bijdragen aan de vermindering van de werkloosheid in Suriname en zal de olievondst zich niet vertalen in sociale progressie. De staat zal geen geld gaan verdelen onder de Surinaamse bevolking, maar misschien wel genoeg geld hebben voor infrastructuur en verbetering van de gezondheidzorg. Het is derhalve zaak dat Suriname de beroepsbevolking voorbereidt op de banen die vrij gaan komen in de olie-industrie. In de worst case scenario, dus als wij geen olie vinden, kan de getrainde beroepsbevolking in het buurland werk gaan zoeken en als technicus een baan vinden in de olie-industrie aldaar. Het voordeel dat Surinamers zullen hebben boven anderen uit Azië en Latijns Amerika is dat binnen de Caricom onder het regiem van vrij verkeer van personen een voorkeursbehandeling gegeven kan worden aan de staatsburgers uit Caricom. Hier moet wel worden opgemerkt dat wij niet de indruk hebben dat de Guyanezen ons mogen, omdat wij wel eens neergekeken hebben op deze broeders uit de Caricom. Bovendien wordt vaak gezegd dat Suriname (cultureel) niet past in de Caribbean en dus zaken moet doen in een onvriendelijke omgeving. Het technisch opgeleid kader komt wel aan de bak en de skills zijn nooit weggegooid geld. Wanneer het extra geld verbrast wordt, en Suriname heeft geen sterke instituten om dat te voorkomen, kan dat leiden tot ontevredenheid en een toename van de criminaliteit. Een social impact studie van een mogelijke olievondst in Suriname dus nu al gedaan worden.

error: Kopiëren mag niet!