De fiets die tegen de auto aanvloog

Ik reed op de ringweg Noord. Het was een regenachtige dag. Ineens werd ik verrast door een waanzinnige regenbui. De ruitenwissers van de oude Toyota konden het water op de voorruit nauwelijks wegvegen. Stapvoets naderde ik een kruising. Ik stopte plichtmatig om voorrang te verlenen en tuurde door de waterige massa. Er was geen verkeer te zien. Langzaam kroop ik over de kruising, terwijl er emmers water op de voorruit werden gesmeten. Plotseling werd de auto geraakt door iets. Ka-bam! Ik was even van de kaart, alsof ik een klap tegen mijn hoofd had gekregen. (Je denkt dat de kust veilig is, maar als je oversteekt word je ineens – ‘miep-miep’ – geraakt door een trein. Zoiets.)
Ik stapte uit de auto om poolshoogte te nemen. Aan de linkerkant van de auto lag een oude kale fiets. Verderop zag ik een man wilde gebaren maken. Het was een lange slanke, atletisch gebouwde man, donker van kleur, van een jaar of veertig, met glad zwart haar en ontbloot bovenlijf; een gemixt type. Hij had duidelijk niks gebroken; hij leek zelfs geen schrammetje te hebben. Hij was boos. “Luku san yu doe! mi bin ab voorrang!” krijste hij. Hij maakte mijns inziens te veel bewegingen en lawaai, net als op het toneel. Ik zette de auto aan de kant en liep naar hem toe. Hij weigerde de hand te schudden en ging door met zijn stuiptrekkingen. Hij pakte zijn fiets, tilde het op en smeet het midden op de kruising.
De stortbui was al voorbij en het verkeer kwam weer op gang. Auto’s reden traag voorbij, bestuurders staken hun hoofden nieuwsgierig uit de ramen, keken naar de fiets en naar de man. Het zag er niet pluis uit. “Laten we erover praten” zei ik, “als het mijn fout is, dan wil ik de schade wel vergoeden”. Hiermee gooide ik olie op het vuur. Hij pakte zijn teenslipper, trok het rubberbandje uit de zool en smeet het op straat.
Onder het balkon van de obligate Chinese winkel op de hoek van de straat zat een Javaanse man op een bromfiets. Hij droeg een helm, met het vizier omhoog. Hij moest getuige zijn geweest van het gebeuren. “Meneer, heeft u gezien wat er is gebeurd?” Hij bleef stil. Aan zijn gezicht viel er niets af te lezen. Wat nu? Als ik de politie erbij haal, gaat het misschien uren duren voordat die er is. En dan moeten we naar de groene tafel om te horen wie de veroorzaker is van de botsing. Dat zou te veel tijd en energie verslinden. Het zag er niet goed uit voor mij. De enige getuige gaf geen kik en voor de rechter zou ik het zeer waarschijnlijk verliezen tegen de underdog, die nog steeds heftig en nogal overtuigend tekeer ging. Bovendien reed hij op een voorrangsweg. Maar ik had hem door.
“Hé, volgens mij heb jij die fiets tegen mijn auto gegooid” riep ik tegen de grappenmaker. Hij stopte even met gebaren en schreeuwen en loerde vanuit zijn ooghoeken met geknepen ogen naar me en een vage glimlach op zijn gezicht. “Luister,” zei ik, “ik geef je 50 SRD, want misschien heb je schade aan je fiets of ben je geschrokken.” Hierna pakte hij zijn andere slipper en trok die ook zogenaamd kapot. “Luku, mi slipper broko, ala san kon diri, na bouta schuld!” riep hij. “Luku san yú doe nanga mi wagi,” riep ik. De linker koplamp van de auto hing als een koeienoog uit de oogkas. Het bungelde aan een groen geïsoleerd koperdraadje. Maar hij trok zijn neus ervoor op. “Dat na noti, dat ie kan herstel makkelijk,” zei hij. Hij was ondertussen voldoende gekalmeerd en gaf mij nu wel een hand.
“Ken je Kali?” “Wie?!” “Kali!” Hij was verbaasd dat ik Kali niet kende. Kali was blijkbaar de monteur, die mijn auto kon herstellen. Hij wees me de weg. “Hij is niet ver van hier; je gaat rechtdoor, dan links, dan weer rechts en tweede straat rechts, daar moet je zijn”. “Luister, broeder,” zei ik, “ik heb geen tijd voor Kali; als jij zegt dat er niet zoveel aan de hand is, waarom maak jij het dan niet, dan geef ik je 100 srd voor alles”. Hij liep snel naar de auto, duwde het koeienoog weer in de oogkas en met een klik zat alles weer vast. Hij nam de 100 SRD in handen, pakte zijn slippers, sprong op zijn fiets en ging er vlug vandoor. Ik keek of de koplamp nog werkte. Het linker knipperlicht deed het niet. Maar de vreemde vogel was al gevlogen.
D. Balraadjsing

error: Kopiëren mag niet!