Aansturing en streefcijfers bepalen prestatie

De president zal vandaag zijn aangepast team van ministers presenteren aan de bevolking. De groep burgers die niet weet waarom ministers vervangen zijn en de groep die een poging niet heeft meegemaakt waar uitgelegd wordt waarom een reshuffeling nodig is, zijn zeer groot. Er zijn weinig burgers die in een eventuele opinie over de wenselijkheid van een reshuffeling kunnen motiveren. Waar vervangen ministers precies tekort zijn geschoten in het uitvoeren van hun beleid, is onduidelijk en niet bekend. Suriname zit in een economische dip die zijn weerslag heeft op het sociale vlak. Er zijn minder inkomsten door lage grondstoffenprijzen, de economie heef weinig schokkenbrekers die de effecten kunnen opvangen. De opgebouwde monetaire reserves zijn geslonken en dat heeft een effect op de kracht van de munt. Er zijn ontslagen gevallen en door devaluaties maar meer nog de prijsstijgingen die daardoor werden veroorzaakt, zijn de lonen ongeveer de helft waard als voorheen. Wat is er dan uitgebleven de afgelopen jaren waarvoor bewindslieden eventueel, na mislukte aansturing, zouden kunnen worden bedankt? In de eerste plaats is het niet gelukt om nieuwe investeerders aan te trekken in de duurzame sectoren, ondanks we ambassades hebben in grote industriële landen als de USA, India, Indonesië, Zuid-Afrika en Nederland. De duurzame sectoren zijn landbouw, veeteelt, visserij, toerisme, ICT en energie (alternatieve energieproductie en transformeren productiemethoden etc..). Alhoewel er een productiepotentie is op lokaal niveau en er hulpbronnen zijn om buitenlandse investeerders aan te trekken, is het allemaal achterwege gebleven. De buitenlandse missies hebben een symbolische betekenis en er is geen economische turnover. De economische diplomatie is niet van de grond gekomen, omdat de instelling van de ambassadeur en de ambassades niet als zodanig is. Suriname trekt geen buitenlandse investeerders aan, stimuleert ook geen investeringen nationaal en is ondernemerschap-onvriendelijk gebleven. De kleine administratieve wijzigingen bij het oprichten van nv’s zullen geen soelaas bieden, als bijvoorbeeld de fiscus als een monster wordt gezien voor beginnende investeerders. Landbouw en veeteelt zijn niet gestimuleerd, er zijn geen plannen voor de export bijvoorbeeld in geografische georganiseerde werkeenheden. In de visserij heeft Suriname niets in de melk te brokkelen. De meeste vergunningen liggen in handen van buitenlanders die onze visgronden leegplunderen. Het woord ‘aquacultuur’ wordt niet eens meer in de mond genomen. Bij toerisme, waarvoor er een enorme maar niet oneindige potentie bestaat, is er niets gedaan vanuit de overheid, ook niet in termen van ordenende wetgeving. Veel is overgelaten aan de sector zelf en die fase diende pas te komen nadat de machtige staat met haar ruimere middelen de zaak goed had gestimuleerd en gestructureerd. Klein ondernemerschap werd al niet gestimuleerd en de buitenlandse investeerders konden ook geen banen creëren. De penarie duurt daardoor voort. Vanuit het ministerie van Financiën is er geen transparantie met betrekking tot de leningen die worden aangegaan. Het woord ‘besparingen’ is verbannen en er is onder de gegeven omstandigheden niet getoond hoe er toch bespaard kan worden. Er wordt nu wel aangegeven dat de ergste twee jaren voorbij zijn, maar de vraag is wat er moet gaan gebeuren met de in waarde gedaalde lonen bij de overheid en in de bedrijven. Op het vlak van onderwijs zijn verder geen plannen ontvouwd om het onderwijs te hervormen. Dat kan ook wanneer er geen geld is om alles uit te voeren. Ten minste is dan bekend welke richting exact wij willen uitgaan. De hervorming van het onderwijs moet leiden tot veel minder drop-outs en een afstemming op de eisen van de (toekomstige) economie. Het onderwijs moet opleiden die vaardigheden die de economie nodig heeft. Dat heeft nu meer te maken met landbouw, veeteelt, visserij, toerisme, ICT en energie. Er is dus een behoefte aan meer technische en technologische leerlingen en studenten. De drempels om onderwijs te verlaten moeten hoger en onderwijs te volgen, lager. Het aantal burgers dat hbo en universitair onderwijs afmaakt moet vertienvoudigd worden over een periode van 20 jaar bijvoorbeeld. De opmerking dat de huidige problematiek niets te maken heeft met reshuffeling is voor een deel waar. Een duidelijke aansturing met streefcijfers is er niet geweest en daarom is het niet geheel duidelijk op basis van welke parameters keuzes zijn gemaakt. De ambities van de regering in termen van economische prestatie en sociale progressie zijn niet vastgesteld en consistent herhaald. Na 6-7 jaar was dat wel het geval moeten zijn.

error: Kopiëren mag niet!