Overheidstransport partner en reserve ‘van hier tot ginder’

De minister van Justitie en Politie heeft onlangs op de staatsradio aan opmerkelijke beurt gehad, waarop ze op klassieke wijze weer haar controle heeft verloren. Inzet was de auto waarin haar partner rijdt. Er zou een regeling zijn, volgens haar uit de jaren ’80, die het toestaat dat partners van ministers gebruik maken van vervoer welke gefinancierd wordt door de staat. Nu is er in het algemeen vooral tegen de achtergrond van de huidige economische realiteit, een besef en een roep om de staatsmiddelen zuinig in te zetten en ook de privileges waarvoor ministers en hoge functionarissen kunnen opteren, aan een kritische beschouwing te onderwerpen. De auto waarop partners aanspraak zouden maken verdient geen sympathie van de samenleving. Terecht wordt opgemerkt dat werknemers in bedrijven en de burgerij in het algemeen pas dan bereid zullen zijn om offers te brengen, als aanpassingen ‘boven’ plaatsvinden. De minister is jurist en haar antwoorden worden ook bekeken in dit kader. De minister zei dat ze niet kan helpen omdat de regels nu eenmaal zo zijn en zij heeft de regels niet gemaakt. Die zouden gemaakt zijn volgens haar in de jaren ’80 en dan weer zei ze door ‘Venetiaan of zo’. Daar is al een behoorlijke inconsistentie en onzuiverheid in het verhaal van de minister, over de makers van deze regeling. De minister probeert het te schuiven in de schoenen van NF. Reden te meer dus om dit recht vanwege een economische reden niet meer op te eisen. De minister kan zich in alle bochten wringen om aan de gemeenschap te verkopen dat de staatsveiligheid in gevaar is en dat er een burgeroorlog dreigende is, maar ze kan niet begrijpen dat ze een recht niet hoeft op te eisen. De partner van de minister is niet verplicht een auto op te eisen, dat is een vrijheid en een privilege. De minister heeft doen voorkomen dat ze verplicht is deze privilege op te eisen en dat is verkeerde informatie naar de samenleving toe om niet te praten van misleiding. Het punt van het publiek en ook een deel van de programmamakers was dat het uitbuiten van deze privilege moreel-ethisch bekeken moet worden. De minister heeft laten blijken dat ze geen reden kan bedenken om die auto van de partner te laten. Dit doet denken aan misbruik van faciliteiten en secundaire voorzieningen die normaal ook aan de orde is in cao-bedrijven via allerlei manipulaties door werknemers.
De minister heeft zelf gezegd dat zij een enorme persoonlijke monetaire reserve heeft opgebouwd, volgens haar ‘van hier tot ginder’. Dat betekent dat deze minister dus niet kleinzerig hoeft te doen en stampvoetend alle privileges hoeft uit te buiten. Het is van belang om na te gaan waarom deze regelingen zijn doorgevoerd. In Suriname wordt algemeen ervan uitgegaan dat een minister in een representatieve auto zich laat verplaatsen. Dat hoeft niet de duurste auto van een tweedehandse car center te zijn. Nu rijst de vraag of van de partner van een minister gevergd mag worden dat hij/zij gebruik maakt van openbaar vervoer, dus de lijnbussen. Dat is dan voor de gevallen waar de partner van de minister geen vervoermiddel in deze een auto heeft of zich in de nieuwe situatie geen auto kan aanschaffen. We stellen ons voor dat het gepast is dat een partner zich minimaal in een auto beweegt. In het openbaar vervoer kan het immers een onveilige bedoening worden voor partners van (bepaalde) ministers. Het kan voor veel ongemakken zorgen die partners zullen moeten incasseren, terwijl ze niet direct of indirect verantwoordelijk zijn voor de besluiten en eventueel mismanagement en wandaden van een minister. Uit veiligheidsoverwegingen kunnen we ons voorstellen dat afgeraden wordt dat een partner van een minister gebruik maakt van openbaar vervoer.
Partners van ministers moeten aangemoedigd worden om van eigen vervoer gebruik te maken als ze daartoe in staat zijn. Dit vervoermiddel hoeft geen representatief vervoermiddel te zijn wel een betrouwbare. Voor het geval een partner van een minister totaal niet in staat is om over te stappen naar een eigen vervoermiddel, en theoretisch is dat mogelijk, dan moet voor die gevallen bekeken worden om zorg te dragen voor een zuinige ‘Vitz’. Het oogmerk van dit vervoermiddel is dan enkel en alleen om de partner te beschermen van ongemakken (kritiek, vragen, buinessdeals, verzoeken, scheldpartijen, fysieke aanvallen) die hij/zij nu wel zal ervaren, omdat hij/zij partner is van een minister, terwijl hij/zij niet de directe of indirecte oorzaak is van deze ongemakken. De privilege van staatstransport voor partners is te begrijpen en is meer dan ooit nu relevant nu de samenleving gebukt gaat onder gehalveerde salarissen en armoede, vooral de mensen die noodgedwongen van het openbaar vervoer gebruik maken, omdat ze niet kunnen tanken. Mensen zijn verbitterd. De privilege is echter alleen te rechtvaardigen voor huishoudens van ministers waar de partner niet over een auto kan beschikken. De vraag rijst hoeveel partners van ministers echt in deze benarde positie verkeren. In elk geval verkeert onze minister van Juspol niet in deze positie, omdat ze tot de rijkste mensen van Suriname behoort. Immers, ze zei het zelf luid en duidelijk: ze heeft een reserve van hier tot ginder. De auto van haar partner is dus het gebruik maken van een regel waarvoor het niet is bestemd, dus plat uitgedrukt is er sprake van misbruik.

error: Kopiëren mag niet!