De domeinen van structuren en culturen
Leiders van vakcentrales wijzen steeds weer op noodzakelijke overlegstructuren, voorzitters van bedrijvenverenigingen verwijten de overheid decennialang geen overlegplatforms te creëren voor gestructureerde interactie met de private sector. De partijvoorzitter verwijst voor zijn interne besluitvorming naar de partijstructuren. De regeringsleider dringt aan op een cultuuromslag, waar cultuurverandering zich onder normale omstandigheden juist langs wegen der geleidelijkheid voltrekt. Waarden van politieke, werk- en andere organisaties worden met trots gepresenteerd, terwijl de interne cultuurbeleving door de organisatieleden niet zelden haaks staat daarop. Maar wat omvat het begrip ‘structuur’, waarover zo vaak gesproken wordt? Het structuurbegrip is zeer divers van aard. Het navolgende hier slechts ter oriëntatie. Welke zijn de goederen of diensten die wij als organisatieleden voortbrengen en hoe is ons bedrijf of dienstonderdeel met het oog daarop nader onderverdeeld naar eenheden en hiërarchische niveaus? Een structuurvraagstuk van de topmanager. Welke coordinatiemechanismen hebben wij voor juiste afstemmingen ingebouwd in de organisatiestructuur? Heeft onze organisatie een geografisch gespreide structuur (b.v.filialen)? Hoe zit het met de gezagsspreiding: centraal of decentraal? Bestaat bij ons een klachtenprocedure? Welke inspraakprocedures bestaan in onze organisatie? Hoe zit het met het besluitvormingsproces? Welke verantwoordings (rapportage)- en informatiesystemen gelden bij ons? Hoe zit het sociaal beleid in elkaar met het oog op rechtvaardig personeelsbeleid? Is er sprake van informele organisatie (coalitievorming, personeelsorganisatie of ander machtsblok)? Hoe zit het met de aard en omvang van onze interne regels, voorschriften en instructies? Welke zijn de productieprocessen, de daaraan verbonden functies (posities en rollen), onderscheiden naar aard en niveau, alsmede de uit elke functie voortvloeiende individuele of groepstaken? Hoe zit het met de controlemechanismen, de automatiseringsgraad, supervisie, periodieke bijeenkomsten? Zo kan nog een flink eind verder gegaan worden? Grondwettelijke organen zijn tegelijkertijd ook organisaties in zowel institutionele, instrumentele als functionele zin. Hoe zit de raad van ministers, functioneel gezien, structureel in elkaar? Worden die structuren ook wel eens op hun actualiteit en bruikbaarheid beoordeeld? Is het zo dat het kabinet van de regeringsleider meer door ‘administratieve drukte’wordt beheerst met ingeslopen rompslomp in plaats van door ‘bestuurlijke drukte’ en daardoor doelgerichtheid? Ook de maatschappij als geheel kent structuren. Zo bestaan ook daarin formele en informele organisaties. Het formele, daarin zit ook gelijk het publieke karakter van de organisatie met een min of meer uitgebreide kring van klanten en andere relaties in haar externe omgeving. Informele structuren zijn zowel voor de werkorganisatie als maatschappij onmisbaar, die zich in de loop der tijd meestal spontaan ontwikkelen. Netwerken van ondergrondse activiteiten worden eveneens gevat onder het structuurbegrip. Bovengrondse structuren die geen positieve bijdrage leveren zijn de vele corruptielijnen, met tal van dwarsverbanden daartussen die zowel door het publieke als het private domein lopen. Corrupte politici, corrupte ambtenaren, corrupte organisaties, corrupte ondernemers met hun handlangers, tal van tussen-of contactpersonen die in duistere structuren opereren. Geloof het maar: structuren hebben soms magische krachten.
Cultuurvarianten
Het is onbegonnen werk een volledige opsomming te geven van wat tot het cultuurbegrip mag worden gerekend. Definities van ‘cultuur ‘ zijn goed vertegenwoordigd in de literatuur. Gaat het om waardetoevoegende organisaties dan treden kernbegrippen als symbolen, identiteit (logo’s, slagzinnen en presentaties van de organisatie), mythen ( b.v. succesverhalen ), rituelen , heersende stijl van leidinggeven , kenmerkende kleding van personeel , aankleding van het gebouw etc. al gauw naar voren. Maar ook helderheid van gestelde doelen, transparantie, maatschappelijk verantwoord ondernemen, achter de zaken aanzitten, overlevingsstrijd, solidariteit, gedeelde successen en tegenslagen, communicatiestijl, omgaan met conflictsituaties, aard van de verwachte prestaties, familiesfeer op het werk, zo kan verder gegaan worden met interessante cultuurkarakteristieken van organisaties. Cultuur in ons land leidt de aandacht, naast positieve uitingsvormen, ook gauw in de richting van tal van bekende disfunctionele verschijnselen. Misbruik van departementen en staatsbedrijven tiert welig. Een vertrouwd beeld. De corruptiecultuur schiet steeds meer wortels. Jongeren in de Surinaamse politiek hebben traditioneel geen inbreng, anders dan op schrift. In partijverband evenmin. Het partijcongres maginaliseert de jongerenafdeling. Volgens vast gebruik zullen ‘verliezers’ de uitslag van de gehouden verkiezingen psychologisch niet kunnen verorberen. Een gegeven dat garant staat voor obstructie, eerder dan betekenisvolle oppositievoering. Cultuurgebonden schijnen ook de immense interpersoonlijke conflicten en haatverhoudingen te zijn in ons land. Het jeugdparlement is traditioneel een strijdtoneel tussen jongeren. Hun culturele leermeesters zitten in het parlement. Waarom hebben recentelijk een tweetal politieke partijen de samenwerking met hun eerdere werkpartner verbroken? Het antwoord is simpel: conflicten die zijn ontstaan, niet als gevolg van uiteenlopende opvattinggen over ontwikkelingsrichting of beleid, maar om persoonsgebonden belangen van enkelingen. Niet meer dan dat. ‘Overlopen’ als vorm van hoerengedrag in de politiek heeft imiddels burgerrecht verkregen. Scheuringen in politieke partijen hebben enge belangenstrijd als decor. In ons land kan een kabinet door subjectieve belangentegenstellingen evengoed ten val worden gebracht. Functionele conflicten zijn in onze politiek in de minderheid. Haatverhoudingen tussen politici zijn daarentegen rijkelijk vertegenwoordigd. Sociale partners vragen om beleidsoverleg, terwijl zij elkaar wantrouwen en soms zelfs haten. Een cultuur van zelfbedrog. Overleg is landelijk de historische afwezige. Ook de interne partijconflicten tussen personen zijn ons bekend. Conflicten tussen personen in de politiek, die de rechters handen vol werk geven. Vakbondswerkers die hun positie alszodanig misbruiken om hun eigen belangen daardoor beter te kunnen behartigen. Partijvoorzitters die smadelijke verkiezingsnederlagen moeten incasseren, blijven doodgemoedereerd partijleiders. Een cultuur van principeloos politiek gedrag. Disfunctionele cultuuruitingen in veelvoud, die op mysterieuze wijze stand houden in ons land.
Stanley Westerborg;
Organisatieanalist;
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!