Kinderrechten bepalen lot Suriname

De naleving van het Kinderrechtenverdrag zal bepalen in welke mate Suriname in staat zal zijn om als natie en als Staat voort te bestaan. Jonge mensen zitten op gegeven moment aan het stuur van het land, dat zien we nu in Suriname ook op het hoogste niveau, dus ook in de regering en het parlement. Hoe meer liefde en bescherming onze kinderen krijgen, hoe stabieler de toekomst van Suriname eruit zal zien en hoe eerder een welzijnssamenleving in stand kan worden gehouden. Alleen een generatie die liefde heeft ontvangen, is in staat om liefde terug te geven. De liefde vanuit het hoogste niveau is divers. Het gaat om een economisch bevorderend klimaat scheppen, waardoor goede banen kunnen ontstaan, goede infrastructuur, goed onderwijs met alle randvoorwaarden, preventie van het opkomen van kwetsbare groepen en betrouwbare zorg voor degenen die onvermijdbaar kwetsbaar zijn geworden, zoals werklozen, chronisch zieken en mensen met een beperking. Gekwetste kinderen zullen het moeilijk hebben om productieve burgers te worden. De minister van Justitie en Politie heeft een voorbeeld gesteld door een meldpunt voor kindermisbruik in het westen van het land bij een inheemse gemeenschap in te stellen. Dit meldpunt is een teken van liefde vanuit de Surinaamse regering (lees: de Surinaamse volwassenen) naar de Surinaamse kinderen in dat gebied. Zo een meldpunt moet niet alleen in Apoera, maar landelijk in werking zijn. Er worden (te)veel kinderen misbruikt in Suriname.
Vanwege cultuurpatronen en economische afhankelijkheid (soms vanwege luiheid van moeders) worden veel gevallen van kindermisbruik niet aangegeven. Kindermisbruik nemen we dan ruim: lichamelijke mishandeling, geestelijke mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, blootstelling aan gevaren en seksueel misbruik. Kinderen zijn de meest kwetsbare en afhankelijke wezens. Seksueel misbruik van kinderen is het grootste verraad dat een mens kan plegen. Onder dat verraad valt ook het op de hoogte zijn van een misbruik en zulks niet rapporteren aan de bevoegde autoriteiten. Kindermisbruikers zijn de grootste verraders, die er kunnen bestaan en verdienen de hoogste straf die in het strafrechtsysteem bestaat. Door de minister van Juspol is al kort na haar aantreden getoond dat ze zeer gevoelig is voor de kinderrechten. Deze minister steekt geconstateerde gevallen niet onder stoelen of banken, om gelegenheid te creëren om niets te doen, integendeel. De minister meet geconstateerde uitspattingen breed uit.
Daarmee geeft ze een statement dat deze misstanden door haar serieus worden genomen. Voorts zet de daarmee de druk op zichzelf om acties te ondernemen. Met het bekend maken van misstanden toont de minister dat ze zichzelf aanspreekbaar en aansprakelijk stelt en dat is een teken van goed bestuur, internationaal aangeduid als de ‘accountability’. Inheemse en Marronkinderen, kinderen van het platteland en volksbuurten zijn dubbel kwetsbaar en dat beseft deze minister wel. De minister zetelt in de stad, dus ze moet haar werkarmen en het lokale traditionele gezag zodanig kunnen inspireren en motiveren dat die durven en bereidwillig zijn om met haar op een lijn te staan. De minister is gevoelig voor kinderrechten, maar haar werkarmen en het lokale gezag is dat niet in dezelfde of voldoende mate geweest. In landen met veel corruptie en zwakke instituten, is er een tendens om de zwakke stem van het kind te onderdrukken. Kinderen zijn onzichtbaar voor functionarissen. Er is veel kindermisbruik in ruime zin in de thuissituatie en de Surinaamse politie heeft een neiging om dan terughoudend te zijn. Dat geldt ook voor de samenleving in zijn algemeenheid. ‘Mi ne bemoei’ is dan de houding. Door het meldpunt in te stellen, zegt de minister dat de samenleving deze houding vaarwel moet zeggen. Elk misbruik moet worden gemeld door huisgenoten, buren, familie, leerkrachten, artsen, kerken etc. Het moet duidelijk zijn dat het melden als centraal aandachtspunt heeft het belang van het kind en geen vijandschap jegens de daders. Dat het niet goed gaat met onze kinderen hoeven we niet uit internationale rapporten te halen, die zijn namelijk te mild vanwege voorzichtigheid.
Veel Surinaamse kinderen hebben niet genoeg eten en daarom stelden we eens dat het Project Naschoolse Opvang op zijn minst vanwege het voedingsgedeelte een uiting van liefde was van de Surinaamse overheid (Surinaamse volwassenen) naar alle Surinaamse kinderen, ongeacht economische afkomst. De volwassenen die van dit project in het belang van het Surinaamse kind een ‘njangpatu’ voor zichzelf hebben gemaakt, hebben verraad gepleegd tegenover het Surinaamse kind. Zij hebben door hun corruptie het belang van het Surinaamse kind zwaar geschaad en verdienen ook de zwaarste straf. De Naschoolse Opvang zou zonder vervuiling en corruptie het Surinaamse kind zwaar stimuleren en het aantal drop-outs doen verlagen. In een land met overwegend beschaafde burgers zou dit project uitgebreid worden naar de voj-scholen. Er moet in Suriname één minister als eindverantwoordelijke worden ingesteld voor het falen van elk aspect van het kinderrechtenbeleid en nu kan het Juspol zijn. Dit ministerie moet ook het deelbeleid, dat ligt bij andere departementen, streng coördineren en gezamenlijk de vorderingen monitoren. Het grote probleem in Suriname is dat wanneer ministeries deelverantwoordelijkheden hebben, iedereen de vinger naar elkaar wijst en uiteindelijk niemand wat doet. In het belang van onze kinderen kunnen we beginnen dit systeem af te zweren.

error: Kopiëren mag niet!