Het domein der adviseurs en experts

Hoeveel beleidsadviseurs hebben wij op departementen in totaal? Op welk getal staat thans het aantal hoofdbeleidsadviseurs? En hoe groot is het bestand aan beleidsmedewerkers ook weer? Want er schijnt intussen een aardige variëteit te zijn opgebouwd in adviesland van de overheid. Reken maar dat het om een flink aantal stafmedewerkers in het bestuursapparaat zal gaan. Vervolgens de vraag: wat mag je als belanghebbende burger tegemoet zien van zo een uitgebreide formatie aan beleidsambtenaren? Onder alle omstandigheden mag je als rechthebbende burger ervan uitgaan dat de beleidsvoorbereiding daardoor op verantwoorde wijze geschiedt. Dat projecten op degelijke wijze worden voorbereid, gestructureerd en klaargemaakt voor goedkeuring. Dat noodzakelijke wettelijke voorzieningen in die mate worden voorbereid, geredigeerd, en na herbeschouwing zo nodig worden aangepast. Dat tekstueel alles klopt. Maar vooral opdat elk minister met groot vertrouwen in de deskundigheid van zijn (haar) beleidsvoorbereiders elk wetsontwerp voor het verder nodige kan aanbieden aan de vicepresident als dagelijkse voorzitter van de ministerraad. En wat mogen wij als burgers verder nog verwachten van de beleidsadviseur of beleidsmedewerker? Graag een korte notitie daarover. De junior-beleidsadviseur heeft een taakstelling in algemene zin en heeft daarnaast ook een aantal specifieke beleidsonderwerpen of beleidsprogramma’s op zijn taakgebied liggen. Op grond van het gehalte van deze functie mag zonder meer gesteld worden dat opleidingsniveau en opgedane praktijkervaring op hoger functioneringsniveau de minimale vereisten zijn. De junior-beleidsambtenaar wordt in staat geacht de bijdragen vanuit verschillende afdelingen van het departement of vanuit andere beleidssectoren op elkaar af te stemmen ten behoeve van de beleidsontwikkeling. Reeds op juniorniveau moet de aankomende beleidsambtenaar dienen als klankbord of aanspreekpunt voor allen, die op enigerlei wijze betrokken zijn bij beleidsvraagstukken op zeker gebied. Hoe staat het dan met projecten? Welnu, de aankomende beleidsexpert op het departement is op grond van zijn werkervaring in staat projecten op hun inhoud, structuur en uitvoerbaarheid te kunnen beoordelen en de uitvoering tussentijds te evalueren. Toegegeven, het klinkt ingewikkeld en indrukwekkend, en juist daarom is het betreurenswaardig dat met functiebenamingen als beleidsmedewerker en beleidsadviseur zo onzorgvuldig wordt omgegaan. Wie een goede dienaar is van de partij- of politiek machtige, krijgt al gauw de status van beleidsambtenaar in de schoot geworpen. Met slechts het rijbewijs op zak word je in Suriname ook wel adviseur op het departement. Letten wij op de moeilijkheidsgraad van de functie van de junior- beleidsmedewerker, hoe zal het beeld dan zijn wanneer wij praten over de senior-beleidsmedewerker of senior-beleidsadviseur? Ziet u de moeilijkheidsgraad in de adviesfunctie dan aanmerkelijk toenemen? Waarschijnlijk wel. Van de gerijpte beleidsmedewerker mag zonder meer verwacht worden dat die naar behoren kan functioneren in een staffunctie, waarvoor specialistische kennis op een of meer beleidsgebieden vereist is. Hij is hierdoor beter in staat een richtinggevende inbreng te hebben ten aanzien van in gang zijnde of verwachtbare ontwikkelingen op een bepaald gebied van overheidsbeleid. Een afgestudeerde van de universiteit komt in overheidsdienst, en heeft reeds in de entreefase de status van beleidsmedewerker, terwijl de persoon in kwestie het traject naar dat niveau toe nooit heeft afgelegd. Van personen die door politieke partijen worden afgevaardigd naar het parlement mag, na het voorgaande te hebben aangehaald, zonder meer aangenomen worden dat zij over voldoende vermogens beschikken om het gecompliceerde wetgevingswerk naar behoren te kunnen ondersteunen. Parlementaire wetgevingsarbeid heeft immers nadrukkelijk te maken met uiteenlopende aspecten van probleembehandeling op nationaal niveau. Waar op grond van ontwikkelingen uit het verleden referentiekaders bestaan, wordt het actuele wetgevingswerk daardoor aardig gefaciliteerd. Het nieuwe, niet eerder bekende of behandelde probleem vraagt echter om het ontwikkelen van een nieuw concept, en allicht ook het ontwikkelen van een nieuw theoretisch kader, van waaruit gezocht moet worden naar nieuwe, maar vaak ook onbekende wegen voor probleemoplossing. Van elke beleidsambtenaar of – adviseur, maar ook en heel nadrukkelijk van elk assembleelid moet zonder meer verwacht worden dat die beschikt over de nodige kennis en ervaring, om nationale vraagstukken, ook op hoog abstractieniveau, te kunnen begrijpen en ontleden. Wanneer wij via de parlementsvoorzitter nu vernemen dat er, reeds in de zittingsperiode 2010-2015, externe specialisten zijn aangetrokken ten dienste van het parlementaire werk, en dat de kwaliteit van wetgevingsproducten daardoor aanmerkelijk verbetert, is dit gelijk ook een ernstige ingebrekestelling van zowel de leden van het college zelf als van beleidsfunctionarissen op departementen. Eerder werden wij als samenleving geconfronteerd met het vreemde verschijnsel dat aantredende assembleeleden trainingen ondergingen ten dienste van een goede ambtsvervulling. Het heeft geld gekost. Is het parlement daardoor kwalitatief gegroeid? Wetgevingsarbeid blijft desondanks benedenmaats. Externe technische expertise komt voor rekening van de samenleving en 51 leden moeten wij maandelijks betalen. Gewichtige ontwikkelingsgerichte besluiten middels wetgeving blijven uit. Ondersteund door tal van beleidsmedewerkers, beleidsadviseurs en hoofdadviseurs blijven ministers merendeels maar functioneren op de niveaus van beheer en uitvoering, terwijl belangrijke beleidsgebieden onbetreden of onderontwikkeld blijven. Ook De Nationale Assemblee heeft nu behoefte aan consultants of ondersteuners om te kunnen functioneren.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist
[email protected]

error: Kopiëren mag niet!