EBS en Staatsolie moeten strategie drastisch bijstellen

Aardolie is niet meer zo sexy als 5 jaar geleden. Voor degenen die willen weten, is steeds meer duidelijk geworden dat olie niet compatibel is met de toekomstplannen om de aarde te redden. Aardolie had in een haast vervlogen tijd een magische klank, ook bij ons. Het deed ons denken aan veel geld, aan sjeiks, aan luxe, maar de tijden zijn veranderd. De mensen die denken dat wij een duurzame samenleving gaan kunnen bouwen op aardolie, moeten ontwaken uit een droom. In de eerste plaats, er is een groeiende aversie tegen het verbranden van aardolie en het vergroten van de carbon footprint, de impact die landen (per hoofd van de bevolking) ergens in de toekomst gemeten zullen hebben gemaakt duur hun roofbouw op en ten koste van de planeet aarde. De krachten die pro aardolie zijn, zullen een business ontdekken anti aardolie, Suriname zal erachter aan hollen. Kleine landen als Suriname moeten een gewoonte kweken om 30-50 jaar in de toekomst te kunnen kijken. Dat moeten we zeker doen als we onze economische sectoren ontwikkelen. Nu praten we over het ontwikkelen van toerisme, maar waar moeten we de investeringen plegen. In welke regio’s zal de middenklasse groeien en welke type toeristen zullen we aantrekken, cultureel gezien? Welke rivieren en kreken zullen nog bestaan en welke niet? Dit kijken in de toekomst geldt vooral voor de energiesector, waarin de Staatsolie en de EBS zitten. Het management in deze bedrijven heeft de durf niet gehad om de trend te zetten en de investeringen te sturen in de juiste richting. We hebben enige jaren terug het besluit genomen om te investeren in een raffinaderij en de economie voor een deel aan die investeringen op te hangen. Dat hebben we gedaan in een tijd waar we het einde van de aardolie business in Suriname zien. Suriname moet leren dat briljante dromen van 7 jaar terug, na 7 jaar geen briljante droom meer hoeft te zijn. Het is belangrijk om dromen aan te passen. Voor zowel de Staatsolie en de EBS is de tijd aangebroken om duurzame energiebedrijven te zijn. Met het opraken van de aardolie, zal er geen behoefte zijn om een aardoliebedrijf te hebben, tenzij het bedrijf zich zwaar herdefinieert en een energiebedrijf wordt, een groene. Fossiele brandstoffen zijn internationaal steeds een scheldwoord aan het worden. De krachten die groene energie propageren en pro-aarde zijn, is groeiende. Ook hier zal de business en zullen multinationals toeslaan. Energie is gratis beschikbaar en de commercie zal ons dat inpompen. De grootste onuitputbare en meest betrouwbare energie zijn de zon en de wind. Hydro-energie is minder groen, omdat dammen aanleggen toch een impact heeft op de biodiversiteit. Heeft het nog zin om verder te investeren in een olieraffinaderij? Kan de raffinaderij vergeleken worden met de spoorbaan naar het westen van het land, waarmee begonnen werd na de nieuw verkregen onafhankelijkheid? Zullen we ooit de kosten uit de raffinaderij terugverdienen? Had het management niet de droom van de raffinaderij moeten aanpassen en de bouw ervan voorkomen? Waarom is de bouw van de olieraffinaderij voortgezet ondanks men behoorde te weten c.q. wist dat het niet meer paste in de ontwikkelingsvisie die mondiaal wordt voorgestaan? Er is bij het samenstellen van de nieuwe ontwikkelingsagenda, de zogenaamde 17 duurzame ontwikkelingsdoelen (sdg’s), zwaar getild aan het voortbestaan van onze planeet. Deze doelen wil de wereldgemeenschap in 2030 bereikt hebben. Vier van de 17 doelen hebben direct betrekking op het milieu: het garanderen van duurzame consumptie- en productiepatronen (goal 12), nemen van urgente maatregelen om klimaatsverandering en haar impact te bestrijden (13), het conserveren en duurzaam beheren van oceanen, zeeën en hun bronnen voor duurzame ontwikkeling (14) en het beschermen, beheren en promoten van het duurzame gebruik van ecosystemen en bossen, het tegengaan van woestijnvorming, landdegradatie en biodiversiteitsverlies (15). Interessant genoeg heeft goal no. 7 het over energie (dus over EBS en Staatsolie): het waarborgen van toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen. Internationale ngo’s hebben de sdg’s kunnen beïnvloeden, er is lang kritiek op mijnbouwbedrijven en met name de fossiele brandstoffenindustrie. Deze industrie behoorde te weten dat ze een risicosector is en dat geldt ook voor de landbouw overigens. Tegen 2030 moet het aandeel van hernieuwbare energie in het totaal van de energiesector substantieel zijn gegroeid. De wereldgroei van de energie-efficiëntie moet in 2030 zijn verdubbeld. Het doel is ook om de infrastructuur uit te breiden en technologie te upgraden om moderne en duurzame energie bereikbaar te maken voor een ieder in ontwikkelingslanden. Mondiaal gaat 3/5 van de geproduceerde olie nu in auto’s en de groeiende middenklasse in India en China wil steeds meer achter het stuur zitten. BP, het Internationale Energieagentschap en de Amerikaanse AEIA voorspellen een groei van de vraag, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een analyse van The Economist. Die beweert dat het gebruik van schaliegas en elektrische auto’s de vraag naar olie zullen onderdrukken. In haar missie praat Staatsolie over hernieuwbare duurzame energie en bij de waarden over het minimaliseren van het effect op het milieu. De milieudoelen moeten sterker tot uitdrukking komen in de missie en waarden en ook in de visie, in lijn met de sdg’s. Staatsolie en EBS moeten nu beginnen om zich ook toe te leggen op winenergie en zonnepanelen, voordat een ander bedrijf dat doet en deze bedrijven uitsterven.

error: Kopiëren mag niet!