Na de ontdekking van Amerika in het jaar 1492 trokken er veel Europeanen naar Zuid-Amerika met de bedoeling om daar een fortuin op te bouwen. Maar bij hun aankomst troffen zij mensen aan die reeds in die streken woonachtig waren. Deze inheemsen werden toen ingezet om het zware werk in voornamelijk zilver- en goudgroeven te verrichten. Al heel gauw bleek echter dat zij niet geschikt waren om zulk werk te verrichten. Een Christenpriester genaamd Las Casas stelde toen voor om uit Afrika de sterke negers te halen die daarvoor wel geschikt zijn. De negers die toen gehaald werden door de kolonisten tot slaven gemaakt. Deze slaven werden ook als belegd kapitaal beschouwd en moesten rente opbrengen. Er groeide toen geleidelijk aan een reguliere en intensieve slavenhandel onder de eigenaren van de slaven. Er werd vervolgens een immigratieplan ontworpen voor Hindostanen en Javanen die als contractanten in dienst van de kolonisten traden en een bepaald loon mochten ontvangen. Deze slavenhandel werd op 1 januari 1808 afgeschaft en de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. En de immigratie van de Hindostanen en de Javanen vonden plaats in de periode van respectievelijk 1873 – 1917 en 1890 – 1939. Uit deze verkorte geschiedenis blijkt heel duidelijk dat de negers toen onder zeer erbarmelijke omstandigheden moesten leven en arbeiden. Zij ontvingen geen loon voor hun geleverde arbeid. En er waren in die periode nog geen vakbonden die dat van de eigenaren konden afdwingen. Momenteel zijn er enkele personen binnen de samenleving die zich beroepen op dit gebeuren. Zij stellen heel wat eisen aan de nakomelingen van de toenmalige kolonisten en aan de Surinaamse overheid. Maar het is in deze belangrijk dat zaken op een objectieve wijze worden benaderd door betrokkenen. Het ex-moederland heeft Suriname met betrekking tot de verdere ontwikkeling van ons geliefd land niet in de steek gelaten. Het heeft Surinamers adequaat onderwijs verschaft en wel in haar voertaal. Alle Zuid-Amerikaanse bewoners spreken de taal van de kolonisten die hun land hadden veroverd. Suriname heeft in verband met het verkrijgen van de staatkundige onafhankelijkheid op 25 november 1975 enkele duurzame economische objecten van het ex-moederland overgedragen gekregen. Deze objecten zijn waarschijnlijk vanwege onkundig leiderschap inmiddels vergaan. Er is verder ook nog een heel groot financieel bedrag ter beschikking gesteld van de Surinaamse overheid ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het land. Zijn deze middelen wel op een verantwoorde wijze besteed. Uit hoofde van mijn voormalige functie als boekhouder van de Dienst Der Posterijen in het begin van de jaren ‘70 tot en met 1976 weet ik nog dat Suriname in die periode economisch sterker was. Surinamers maakten in die tijd middels postwissels ettelijke miljoenen per jaar naar het buiten over. Het was bekend dat sommige ouders op eigen kosten hun kinderen voor verdere studie naar het buitenland konden sturen. Zulks is thans haast niet meer mogelijk voor ouders. Er wordt thans intensief gewerkt aan het verwijderen van alle symbolen die enige herinnering geven aan de koloniale periode in Suriname. Maar het is ook wenselijk dat het vernoemen van bouwwerken en wegen die door de slaven en de eventuele contractanten onder erbarmelijke omstandigheden tot stand zijn gebracht in de voorgaande eeuwen wederom te herzien. Er wordt blijkbaar geen acht geslagen op de gevoelens van de burgerij. Velen binnen de samenleving en vooral de senioren zijn hiermee zeer ongelukkig gestemd. Bij het vernoemen van die bouwwerken wordt in feite de ware geschiedenis verkracht.
Edward Marbach