Terugroep wel of niet?

Het dient mogelijk te zijn om DNA-leden die zich laten omkopen en verraad plegen tegenover de kiezer, terug te roepen. Dat is een wenselijkheid die als doel heeft te voorkomen dat politici de stem van de keizer misbruiken voor eigen financieel gewin. Door journalisten is aan de gekozen twee DNA-kandidaten van de PL gevraagd hoeveel ze hebben ontvangen voor hun actie om een aparte fractie te vormen in DNA en het mogelijk te maken dat de NDP-voorzitter weer gekozen wordt tot president in DNA (en niet in VVV). Ze hebben de vraag ontkennend beantwoord of ze zijn niet ingegaan daarop. Nu is er in onze samenleving een discussie gaande, waarbij de vraag wordt gesteld of het mogelijk is om deze 2 DNA-kandidaten (Sapoen en Chitan) terug te roepen. De korte geschiedenis van 10 jaar Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers (WTV) leert ons dat een identiek geval zich niet heeft voorgedaan, waarop de wet werd toegepast. De WTV is enkele keren uit de kast gehaald door partijen, maar het is die keren mislukt, weliswaar onder verschillende omstandigheden. Er is nooit rechtens vastgesteld dat de wet zonder meer niet geschikt is tot het terugroepen van DNA-leden, waarbij onder terugroepen moet worden begrepen: het onmogelijk maken dat DNA-leden vanaf een bepaald moment rechtsgeldig als DNA-lid kunnen fungeren in het parlement. De oppositie nu meent dat het terugroepen wel mogelijk is, rechtsgeleerden buiten DNA hebben hun zware twijfels. Ook wij hadden zwaar onze twijfels in een democratiemaand (november) toen wij deze wet plaatsten tegen het licht van de staat van onze democratie. Wij schreven toen dat het tijd was om deze wet in heroverweging te nemen. De WTV dateert van 22 februari 2005. Dit is enkele maanden voordat het Nieuw Front een regeertermijn zou beëindigen en zou streven naar een voortzetting middels verkiezingen in mei 2005. In de voorgaande regeerperiode hadden 5 DNA-leden de oversteek gedaan naar de toentertijd traditionele oppositie, de NDP. De WTV refereert aan de grondwet (art. 68 lid 1 onder c) en de Wet Regionale Organen (art. 20 lid 1 onder c). Het betreffende artikel in de grondwet bepaalt dat het lidmaatschap van De Nationale Assemblée eindigt door o.a. terugroeping van het lid op de wijze bij wet te bepalen. De Wet Regionale Organen bepaalt hetzelfde, maar nu voor het ressortraadslid. De terugroeping op de wijze bij wet te bepalen werd geregeld in de WTV. Waarom de WTV – gepusht door de VHP – is aangenomen, moet blijken in de memorie van toelichting. Wat de situatie is waartegen de wet voorzieningen zal treffen, wordt wel in de wet genoemd. De makers van de WTV laten het echter na om gefundeerd een waardeoordeel te verbinden aan de situatie waartegen de wet is gemaakt. Dat maakt dat deze wet voor degene die het juridisch bestudeert, een compleet raadsel is. Vanwege de timing zal het overkomen als gelegenheidswetgeving. Er is nagelaten om de wet in het kader te plaatsen van individuele (en collectieve) burger- en politieke rechten die verankerd zijn in onze eigen grondwet, zoals vrijheid van vereniging en vergadering, politieke participatie, vrijheid van meningsuiting en de rechten en bevoegdheden van gekozen volksvertegenwoordigers. In de toelichting wordt in het geheel nagelaten om toe te lichten dat deze wet geen bezwaarlijke inperking is van andere onbetwist erkende burger- en politieke rechten. De wet is simplistisch en oppervlakkig. De situatie die in de toelichting wordt geschetst, is dat ‘het wel eens is voorgekomen dat DNA-leden … na onenigheid binnen hun politieke partij of combinatie … uit deze partij of combinatie … traden en … naar een andere politieke partij of combinatie … stappen of … een eenmansfractie in De Nationale Assemblee vormen…’. Er wordt wel heel kort gezegd dat ‘dit laatste’ (waarschijnlijk het vormen van een eenmansfractie met eigen naam) in strijd is met de Kiesregeling en het Decreet Politieke Organisaties. Wat die strijdigheid precies inhoudt, wordt in een zo ingrijpende wet nagelaten om uit te leggen. Over het ‘naar een andere politieke partij of combinatie stappen’ wordt niets gezegd, niets eens oppervlakkig dat het in strijd is met een beginsel of de geest van een wetsbepaling uit de grondwet. Onderkend worden dat terugroeping wordt genoemd in de grondwet en de Wet RO, maar dat de gronden niet direct zijn genoemd. De directe motieven van de wetgever zijn niet direct af te leiden. Inbreuk maken op andere grondrechten vastgelegd in de grondwet is een aspect waarover de WTV zich niet uitlaat. Die bezorgdheid moet een inperkende wet altijd hebben en zich daarover in de toelichting uitlaten.
Opvallend is de toelichting op de limitatieve opsomming van de gronden van terugroeping: royement of elke ander beëindiging van lidmaatschap, overlopen en verlaten van de eigen fractie. ‘De kerngedachte is om volksvertegenwoordigers te noodzaken extra aandacht te besteden aan hun politieke gedragingen c.q. ethische en morele waarden en normen’. De cruciale vraag hier is op basis van welke criteria ‘politieke gedragingen’ te beoordelen. Wat als de criteria van de betreffende politieke partij niet stroken met de wetgeving of onzedelijk zijn of niet in lijn zijn met het grondwettelijk vereiste van een democratisch functioneren van politieke partijen? De vraag is ook over welke ethische en morele waarden en normen men het heeft in de toelichting. Is het de partijcultuur die misschien religieus/cultureel is bepaald, zijn het de waarden en normen van dominante families of hoge kasten die de partij domineren? En wie beoordeelt bij de uitvoering van de wet of ‘politieke gedragingen’ tegen de wet zijn of dat er tegen de ethische en morele waarden en normen’ is gehandeld? Opvallend bij de WTV is het platte taalgebruik met niet gedefinieerde termen als ‘overlopen’. De WTV is in en boze opwelling geschreven en haastig door DNA doorgedrukt met de meerderheid aan stemmen. Daarom is het hooguit dreigend, maar heeft het gehaperd in de uitvoering.

error: Kopiëren mag niet!