Internaten en woningen op begroting, maar toch stagnatie

De vakantie is zo zoetjes aan aan het einde. Veel kinderen uit het binnenland die al enkele jaren in Wanica, Commewijne en Paramaribo voornamelijk een verblijfplek hebben gevonden, zullen met relatief gemak de scholen kunnen bezoeken. Iets anders zal het gesteld zijn met de leeftijdsgenoten die nog in de dorpen wonen. Vanuit het Kinderrechtenverdrag maar ook vanuit onze grondwet is het elke Surinaamse regering geboden om een eerlijke en gelijke ontplooiingskans te bieden aan alle kinderen op het grondgebied van Suriname. Er zijn talrijke dorpen in het binnenland die soms moeilijk te bereiken zijn. Bovendien is het onpraktisch om in elk dorp een school op te zetten. Soms zijn dorpen van meet af aan kleinschalig geweest, niet rendabel dus om er een school op te zetten. Nu hebben wij ook het probleem van een afnemende bevolking van de dorpen door de niet meer te stuiten urbanisatie. Door de regering is het model van nucleuscentra en internaten bedacht wat wel heel goed kan werken. Dat betekent dus dat strategisch dorpen worden geclusterd rond nucleuscentra. Waar er nog dagelijks gereisd kan worden met de bus of met de boot kan dat dan nog dagelijks gebeuren. Waar dat onpraktisch of ongewenst is, zijn er internaten of moeten die opgezet of afgemaakt worden. Het binnenlandse kind moet ook op kwalitatief hetzelfde niveau als het kind van het kustgebied worden gevormd. Door een assembleelid wordt aangekaart dat er geen vooruitgang is geboekt met de bouw van de leerkrachtenwoningen op Stoelmanseiland. Hierdoor zullen leerkrachten van de voj-scholen genoodzaakt zijn weer hun intrek te nemen in woningen voor personeel van CBB. In het binnenland wordt jarenlang geklaagd over de kwaliteit van de huisvesting en de veiligheid. Degelijke huisvesting draagt bij aan een veiliger gevoel. Leerkrachten zijn niet happig om hun levensritme in het kustgebied te onderbreken en de gezinssituatie in ‘gevaar’ te brengen door te gaan onderwijzen in het binnenland. Slechte huisvesting is een pushfactor. Minov had allang goede onderwijzerswoningen in het binnenland moeten hebben. Met het scholenbouwprogramma van deze regering is ook een aanvang gemaakt met de bouw van onderwijzerswoningen. Helaas komt het niet altijd goed van de grond. Wat als CBB in aanloop naar de verkiezingen zelf behoefte heeft om de beschikking te hebben over de eigen woningen? Aannemers zouden gereed zijn om de woningen op Stoelmanseiland te bouwen, maar er is een slechte toevoer van bouwmateriaal vanuit de stad. De partijen die in het binnenland hun stemmen halen en hun leiders zouden onderwijs tot hun topprioriteit nummer 1 moeten maken om weg te geraken van het etiket van ‘achtergesteld’. Onder de achterban in deze gebieden in het achterland heerst relatief meer analfabetisme. Hoe is het mogelijk dat onder sterke leiders die zeker wat in de regering te zeggen hebben, het toch voorkomt dat belangrijke onderwijzerswoningen niet worden gebouwd omdat er geen materiaal is?
Hetzelfde kan gesteld worden met de internaten van de nucleuscentra. De parlementariër zegt dat een internaat met een opvangcapaciteit van 100 slechts 15 kinderen opvangt omdat er geen voeding voorradig is. Kan men wat men zo royaal strooit niet hieraan besteden? Kan men de positie die men heeft niet hiervoor aanwenden? Of hebben de betreffende partijen er belang bij dat de achterban ongeschoold is? Het gaat om het gebied van de leider die presidentiële ambities heeft. Het opvangcentrum is bedoeld voor voj-leerlingen uit ver gelegen dorpen in de Tapanahony en de Lawa. Ook te Atjonie is het internaat nog niet afgebouwd.
Kwalijk zou het zijn als de verdachtmakingen van de parlementariër op waarheid berusten. Hij vermoedt namelijk dat deze projecten niet zijn opgepakt, omdat het om voorstellen gaat waarvoor zijn oppositionele partij zich sterk zou hebben gemaakt. Het is af te keuren als dat het geval is, omdat de politiekvoering met persoonlijke ambities nooit zover mag gaan dat het de vooruitgang van een achtergesteld gebied verlamt.
Hier stelden wij eerder dat de opeenvolgende regeringen van Suriname weinig aandacht hebben besteed aan de urbanisatie. Daarbij doelden wij niet alleen op het accommoderen van de burgers in hun eigen gebied (met o.a. werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg en noodzakelijk overheidsdiensten), maar ook op het in goede banen leiden van de vestiging en integratie van de nieuwe groepen in het kustgebied. De nucleuscentra met voj-scholen en internaten te Stoelmanseiland en te Atjonie hebben onder andere als doel om bij te dragen aan het terugdringen van de urbanisatie.
Op de Minov-begroting van 2014 is dan 21.5 miljoen SRD opgebracht voor nieuwbouw, rehabilitatie en renovatie van scholen en woningen. Marowijne, Brokopondo en Sipaliwini hebben in totaal 67 basisscholen en 9 voor voj. Voor reparatie en schilderen van 25 dienstwoningen in diverse districten is ook geld uitgetrokken (een deel van SRD 16.5 miljoen). Voor het bouwen van 15 onderwijswoningen in het binnenland en in districten is ca 1.5 miljoen uitgetrokken. Uit het geheel van 21.5 miljoen is weinig begroot voor de onderwijswoningen, maar het komt gemiddeld wel neer op SRD 100.000 per woning. Op de OW-begroting is voor 2014 voor Stoemlanseiland niet begroot voor een internaat, maar wel een bedrag van SRD 1.5 miljoen voor de afbouw van het Atjoni-internatencomplex. Hoe is het mogelijk dat ondanks geld is uitgetrokken voor de bouw, er toch geen materiaal kan worden geleverd en er niet wordt gebouwd? Is geld verbrast en oneigenlijk besteed? Hebben districtsgenoten de ontwikkeling van hun eigen kinderen gestagneerd? En, is dat getolereerd door de lokale politieke leiders? Het is een minpunt voor de regering wanneer de school straks begint en er stagnatie is in het binnenland, ondanks er een begroting is goedgekeurd.

error: Kopiëren mag niet!