Gedachte ‘bijzonder gerechtshof’ grotendeels in lijn met die uit jaren ’80

Sheilendra Girjasing, DNA-lid van de VHP, wil dat er bij de volgende regeerperiode een bijzonder gerechtshof in het leven wordt geroepen. Het gerechtshof zal de vele corruptieschandalen van de opeenvolgende regeringen op bestuurlijk niveau moeten onderzoeken. Alle zaken met betrekking tot diefstal en verduistering van gelden, maar ook nepotisme en patronage, moeten voor dit bijzonder gerechtshof gebracht worden. Het hof kan dan met terugwerkende kracht de zaken onderzoeken. Dit hof moet niet alleen voor toekomstige regeringen gelden, maar kan bijvoorbeeld 10 jaren terug gaan tot de afgelopen twee regeerperiodes. Het opzetten van een bijzonder hof zal enige tijd kosten, omdat het team eerst moet worden opgeleid. Girjasing stelt voor dat men alvast gebruik kan maken van de afgewezen raio’s. Volgens de parlementariër viert corruptie nu hoogtij in Suriname en wel zodanig dat de president zelf deze zaken aan het licht brengt. ‘Alleen doet hij er verder niets mee”, aldus Girjasing. De instelling van een bijzonder gerechtshof is volgens het DNA-lid in lijn met de gedachte van de militaire regering uit de jaren ’80. Die stelde toen een bijzonder gerechtshof in om vermeende corruptie van politici te onderzoeken.
Op grond van Decreet B-9 van 8 september 1980 (Staatsblad 1980, No. 72) werd toen het Bijzonder Gerechtshof ingesteld, dat kon oordelen over gedragingen en handelingen van een politicus, die weliswaar geen strafbaar feit opleverden, maar desondanks “totaal verwerpelijk” waren op basis van algemeen aanvaardbare morele en ethische normen. Het decreet had terugwerkende kracht tot 1 januari 1970. De toenmalige vice-minister-president, mr. drs. A. Haakmat, had op een persconferentie het volgende verklaard: “…dat de regering tot de overtuiging is gekomen dat de afgelopen jaren de corrupte praktijken zoals die hebben plaatsgevonden van een zodanige omvang en geaardheid waren, dat de gewone rechtspleging er niet op is berekend. Daar het in de bedoeling ligt om via deze berechting te voorkomen dat er ooit weer zulke praktijken op zulke schaal plaatsvinden, was het noodzakelijk een ander strafrechtelijk sanctiesysteem te hanteren dan in de gewone rechtspleging gebruikelijk is”. Een aspecten dat een overwegende rol speelde voordat het bijzondere gerechtshof een zaak in behandeling nam, was dat de strafbare feiten moesten zijn begaan in een publiekelijke hoedanigheid. Vervolgens moesten deze feiten verweven zijn met of deel uitmaken van een corruptiesysteem en tevens tot gevolg hebben gehad dat aan het land financiële schade was berokkend. Voldeed een verdachte aan deze criteria, dan moest hij terecht staan voor het bijzondere gerechtshof. De toenmalige regering ging zelfs zover om van een aantal personen de bankrekening te laten blokkeren, om te voorkomen dat van deze personen, die verdacht werden van corruptie en die dus voor het bijzondere gerechtshof moesten verschijnen, de verkregen bezittingen in andere handen kwamen.
Girjasing die gelooft dat de morele en ethische normen in Suriname nog overeind staan, acht het niet nodig dat er eerst een speciale corruptiewet moet komen alvorens men kan overgaan tot het instellen van een dergelijk bijzonder gerechtshof. Hij meent dat de huidige wetgeving al voldoende is om een aanvang te kunnen maken. Hij verwijst hierbij naar de vorige regering die tenminste 2 personen uit eigen gelederen naar voren bracht voor corruptie. ‘Beide personen zijn toen berecht en veroordeeld’, aldus Girjasing.

error: Kopiëren mag niet!