De ware business

De census heeft uitgewezen dat rond de 65% van de bevolking in de districten Commewijne, Saramacca, Coronie en Nickerie gemiddeld een voj-niveau heeft. Dat betekent dat het heel moeilijk wordt in deze districten om overheidsvoorlichting te geven en het bewustzijn te bevorderen. Maar veel moeilijker wordt het voor de mensen om te begrijpen wat de regering en het parlement aan het doen zijn en wat zij in principe behoren te doen. Helemaal moeilijk wordt het om het politieke spel dat de verschillende politieke partijen spelen, te begrijpen. De cijfers zullen naar alle waarschijnlijkheid erger zijn in de districten Sipaliwini, Brokopondo en Marowijne. Dat maakt dat bonafide politieke partijen, die in deze contreien stemmen willen gaan oogsten, toch wel met enige voorzichtigheid te werk moeten gaan. Er zijn zelfs in internationale verdragen regelingen die de regeringen verplichten om ervoor te waken dat de bevolking in zulke achterstands- en soms tribale gebieden ten prooi valt van listige stedelingen of ‘moderne’ praktijken. Politieke partijen moeten met hun campagnes in deze gebieden ervoor waken dat ze ervan beschuldigd worden dat ze de onschuldige weerloze bevolking een rad voor de ogen draaien en hen voor de gek houden. Daarop leek het toen wij vernamen wat de leider van een partij, die in deze contreien actief is, allemaal heeft verklaard bij het installeren van kernen. Als eerste wordt gesteld dat de groei in Brokopondo onvoorstelbaar is. Dan wordt gezegd ‘we gaan ze een lesje leren’. Nu is onbekend of vanuit de anansi-traditie deze uitspraak een bepaalde vaste betekenis heeft, voor iemand die slim te werk wil gaan. Wat wel duidelijk wordt is dat in deze gebieden, die niet compleet toegang hebben tot informatie vanwege ICT- en taalbeperkingen, een we-ze polarisatie plaatsvindt. Daarbij is ‘we’ de eigen achterban, dat het slachtoffer is van de handelingen van ‘ze’, dat zijn de mensen buiten de districten in het stedelijk gebied die niet houden van de ‘ze’-mensen. De schuld van de ontwikkelingsachterstand wordt dus hier geschoven in de schoenen van anderen, terwijl men in 2005-2010 met 5 van de 51 zetels de zeggenschap had over 4 ministeries en ettelijke staats- en parastatale bedrijven en organisaties. Toen had men meer ministeries tot zijn beschikking, waaronder belangrijke als RO, Sozavo, TCT en Volksgezondheid. Vanaf 2010 zijn dat er 5 ministeries met 7 DNA-zetels en een vicepresident die de leiding heeft over de Raad van Ministers waar de beslissende missives worden goedgekeurd. Politiek onbetekenend is men al geruime tijd niet, dus tot die ‘ze’ behoort immers nu zeker een partij als de Abop. Wat er nu is van de situatie van het binnenland, en men zegt dat er achterstanden zijn, daaraan is men zelf te wijten. Waarnaar men als eerste had moeten grijpen, is het Minov en eventueel Sozavo om dan in combinatie een sterke basis te leggen aan een beter geschoolde bevolking in die gebieden, die dan zelf duurzaam de achterstand zou inhalen via de politiek, maar ook via het ondernemerschap. Politiek is een business zegt de betreffende leider, wat zorgt voor een behoorlijke verwarring. Gaat het om het maken van geld? Wie heeft tot nu toe het geld gemaakt en hoe is het doorgesijpeld naar de massa? Gebeurde dat de enkele keren toen men in voetbalstadions/shows en tijdens de AVD stapels biljetten heeft gestrooid? Dat is beduidend weinig en niet duurzaam. Wie zijn de businessmensen, die het geld maken namens de politiek in deze partij? Dat kan niet de massa zijn in elk geval. De politieke leider zegt dat nu de kans is om de ware business te doen. Moeten we begrijpen dat het nu de kans is om de financiële slag te slaan? En wie profiteert er allemaal mee? Moet de massa in Brokopondo blij en trots zijn als iemand – een hunner – toch kan profiteren van de kansen? Nu wordt het een collectieve zaak om de kracht van de groep te tonen, niemand moet daarbij dus verstek laten gaan. Het dubieuze begint wanneer de leider aanhaalt de ongelijke welvaart onder de Surinamers. Dat kan waar zijn, maar waar ligt het aan? Wat voor relevantie heeft de constatering voor de toehoorders in Brokopondo? En wie is verantwoordelijk voor de ongelijke welvaart? Wat is de rol of de onmacht van de politieke leider? Was Venetiaan een obstakel en is Bouterse dat ook? En wat zal men doen om dit soort hindernissen niet meer te hebben? ‘Vooral de ontwikkeling van het binnenland kan maar niet goed van de grond komen’, zegt men. Maar hoe kan dat ondanks de belangrijke DNA-leden en de ministers? ‘Om ontwikkeling te brengen moet je in de regering zitten’, wordt verkondigd aan de aanhangers. Maar men zit toch al een tijdje in het machtscentrum? Dat men bij het opnoemen van de wapenfeiten alleen komt tot de asfaltering van de weg tussen Afobakka en Atjoni en het brengen van landelijke telefonie – hetgeen daadwerkelijk het gevolg is van door bedrijven afgedwongen liberalisatie – is zeer pover te noemen. Men zegt dat het nu pas tijd is om de ontwikkeling van het binnenland ter hand te nemen. De vraag is waarom het nu wel zal gebeuren. Nu worden de jongeren ingezet voor het mobiliseren van massa om het Suriname Stadion te vullen. Hopelijk wordt de nieuwe generatie daarnaast wel in de goede richting gestuwd, zodat men een behoorlijke politieke scholing krijgt. En dat men het beeld niet krijgt dat het alleen maar draait om het vergaren van stemvee om het aan de buitenwacht te tonen. Het gaat het om de wapenfeiten en daar zien we dat men moeite heeft om die op te noemen. De partijen die in het binnenland hun zetels halen, hebben weer onvoldoende teruggegeven aan de bevolking aldaar. Het kan allemaal veel beter.

error: Kopiëren mag niet!