Moderne eeuw van de nieuwe competenties

Onze samenleving zit met een aantal vragen over het onderwijssysteem in het land. Onze samenleving verandert van een plantage economie met behoorlijk wat kenmerken van een industriële maatschappij in een kennismaatschappij. De term kennismaatschappij heeft betrekking op de manier waarop onze economie is georganiseerd en duidt op het belang van ‘kennis’ als motor van bijna elke sector van de Surinaamse economie. Het lijdt geen twijfel dat de kennissamenleving geen utopie meer is. Deze is mede aan het ontstaan vanwege de wijd verbreide beschikbaarheid van ICT in vrijwel alle sectoren van de samenleving. De potentiële impact van ICT (informatie- en communicatietechnologie) voor bijvoorbeeld de arbeidmarkt wordt steeds meer onderkend. Zo is er mede ten gevolge van ICT een toenemende behoefte van kenniswerkers en een afnemende behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk. Daarnaast groeit het besef dat jongeren moeten worden opgeleid voor banen die nog niet bestaan. De aanname daarbij is dat binnen al deze ontwikkelingen in de arbeidsmarkt een aantal kerntalen in principe vergelijkbaar zijn en om andere, nieuwe competenties vragen, de zogenaamde ‘21st century skills of life long learning competenties of key skills’.
Vanuit een internationaal perspectief zijn er veel initiatieven gaande (Unesco, UN en Caricom) om in kaar te brengen welke competenties van belang worden geacht om goed in de kennissamenleving te kunnen functioneren. Voor deze competenties worden verschillende namen gebruikt. Van belang is dat het gaat om een overkoepelend concept voor kennis, vaardigheden, ervaringen en houdingen die mensen moeten bezitten om bij te kunnen dragen aan de kennismaatschappij. Suriname moet een frisse transitie maken in het onderwijsbeleidcentrum en dient zich af te vragen welke competenties in het onderwijs moeten worden aangeleerd om de implicaties voor de verschillende curricula (leerplannen) te analyseren. Er zijn verschillende modellen met clusters van competenties gepresenteerd. Wat opvalt zijn een paar opvallende ‘21st century skills’: samenwerking, communicatie, digitale geletterdheid, sociale en/of culturele vaardigheden, goed burgerschap, creativiteit, kritisch denken en probleemoplosvaardigheden.
Over de discussie over de inhoud, ontwikkeling, implementatie en evaluatie van de ‘21st century skills’ zijn de volgende curriculumvragen aan de orde voor Suriname:
– Hoe kan de verwerving van de ‘21st century skills’ ook buiten het regulier onderwijs worden ondersteund?
– In welk opzicht veranderen ‘21st century skils’ wat wordt geleerd en hoe er wordt onderwezen?
– Op welke wijze kan ICT een brug slaan tussen formele en informele settingen voor leren?
– Wat betekent de implementatie van de ‘21st century skills’ voor de competenties van leerlingen, docenten, schoolleiders en professionals in onze sector onderwijs?
De discussie moet niet alleen gaan over wat ‘21st century skills’ zijn, maar ook waar (in het bedrijfsleven, de vrije tijd of in het formele onderwijs) jongeren deze competenties het best kunnen verwerven. Pas dan wordt duidelijk welke de implicaties zijn voor het curriculum.
Het is daarbij opvallend dat veel discussies over de ‘21st century skills’ niet gevoerd worden in het onderwijs. De geringe aandacht, ook vanuit het beleidscentrum wijst erop dat dit misschien wel een van de meest complexe en controversiële kwesties is in onze sector onderwijs. De keuzes voor implementatie van de ‘21st century skills’ hebben vergaande implicaties voor:
– een aantrekkelijk en toekomstbestendig onderwijsaanbod dat aansluit bij de huidige (beroeps) werkelijkheid en bij de vervolgopleidingen;
– de nieuwe examenprogramma’s die nodig zijn om de verbeterde aansluiting en programma’s in te passen bij actuele ontwikkelingen;
– examenprogramma’s die toekomstbestendig bij de wijziging in keuzes van leerlingen;
– de te ontwikkelen structuur van examenprogramma’s van een herkenbaar en overzichtelijk onderwijsaanbod.
We moeten voor het onderwijssysteem in Suriname letten op de scherpere formulering van kerndoelen en kerninhouden. Je moet het eens zijn over wat er aan de voordeur moet gebeuren, voordat je aan de achterdeur met toetsen aan de slag gaat. Op het ogenblik is dit gat(discrepantie) te groot. Suriname zal meer capaciteit moeten ontwikkelen voor inhoudelijke vernieuwingen van onderwijsprogramma’s en prioriteit moeten geven aan institutionele versterking van curriculumdeskundigheid in scholen en instituten. Examenprogramma’s beschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen willen zij in aanmerking komen voor een diploma. Examenprogramma’s beschrijven niet ‘hoe ‘dat gedaan moet worden. Dat is aan scholen: zij ontwikkelen hun onderwijsprogramma’s op basis van vastgestelde examenprogramma’s.
Onderwijsbeleid in Suriname moet minder hapsnap, we moeten naar meer stabiliteit en inhoudelijke samenhang brengen in onderwijsbeleid. Eerst denken dan doen en niet omgekeerd. Je kan niet iets invoeren in het onderwijs en na een jaar wordt vastgesteld dat het niet werkt en dan wordt er weer iets anders geprobeerd. We kunnen alleen een kwaliteitsbeleid bereiken in onderwijs als een halt toeroepen aan zwalkend beleid.
Henry R. Ori

error: Kopiëren mag niet!