Openbaar Ministerie eist twintig jaar voor Braziliaanse moordverdachten

De openbare aanklager, Roy Elgin, eiste in zijn requisitoir gisteren een gevangenisstraf van twintig jaar voor de Braziliaanse moordverdachten A. en P.C. Tegen de derde verdachte B.D. kwam de officier van justitie met een strafvoorstel van zes maanden onvoorwaardelijk. De verdachten A. en P.C. hebben zich schuldig gemaakt aan moord c.q. doodslag. B.D. heeft deze twee verdachten opzettelijk onttrokken van de politie en hen de nodige voeding gegeven. Verder is hij de verdachten ook ten dienste geweest met zijn ATV. op 15 juni 2013 zouden de verdachten A. en P.C. met een jachtgeweer hebben geschoten op het slachtoffer, beter bekend als ‘Bebetou’. A. beweerde dat P.C. geschoten heeft op het slachtoffer. Het slachtoffer was een kennis van een vriend van ze met wie ze ruzie hadden. Het slachtoffer zou ze toen hebben bedreigd.
De verdachte A. zei dat hij dronken en boos was op het moment dat de strafbare feiten gepleegd werden en dat het wel in hem is opgekomen om de verdachte P.C. te stoppen, maar hij ging ervan uit dat P.C. niet zo ver zou gaan. De verdachte A. gaf verder aan dat hij op een hond had geschoten, omdat die hem aanviel. Omdat het latere slachtoffer ze had bedreigd, waren ze naar de man gegaan. Op dat moment bevond het slachtoffer zich in een kamp. Hij lag in zijn hangmat. De verdachte gaf tijdens de zitting aan dat hij niet de moed had om op de verdachte te schieten, vooral omdat ze samenwerkten. De verdachte P.C. verklaarde dat hij zijn comparant had bewogen om te gaan naar het kamp van Bebetou. Op dat moment waren er vier mensen in het kamp van het slachtoffer. Voordat ze bij het kamp van Bebetou aankwamen, had A. al afgesproken met P.C. dat ze Bebetou zouden doden. P.C. wilde niet, maar A. zou hem toch overgehaald hebben.
Beide verdachten waren gewapend getogen naar het kamp van het slachtoffer. P.C. beweert juist dat A. heeft geschoten op het slachtoffer. A. gaf hierop aan dat P.C. niet de waarheid sprak. Ook op de voorgaande zittingen gaven de verdachten elkaar de schuld. De derde verdachte wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan begunstiging. B.D. gaf te kennen dat hij niets van de moord afwist. De heren vroegen hem om een lift en die had hij hen gegeven. De zaak wordt verder behandeld op 31 maart 2014. De verdachten A. en P.C. blijven aangehouden. De derde verdachte, B.D., was eerder reeds voorlopig op vrije voeten gesteld.
FR

error: Kopiëren mag niet!