Iwan Rink wil dichtend de wereld veroveren

Iwan RinkHet leven is niet altijd rooskleurig. Maar de kunst is bij het vallen weer op te staan. Het levensverhaal van dichter Iwan Rink is het levend voorbeeld van vallen en opstaan, weer struikelen, opstaan en verder gaan zonder achteruit te kijken. Een turbulent leven, maar misschien de juiste ingrediënten om op 54-jarige leeftijd 4 dichtbundels neer te pennen, die rechtstreeks uit het hart komt. We treffen Iwan Rink thuis aan. Hij heeft een blauwe trui aan en een korte broek. Na de gebruikelijke groet nemen we plaats op het balkon. ‘Ik ben geboren op 21 maart 1958’, begint de dichter te vertellen. ‘Er is aan mij verteld dat ik tot mijn vierde aan de Cottica heb gewoond. Op mijn vierde verhuisde ik naar ‘Mi Sa Libi’ het dorp van mijn vader. Op een dag, ik was 11 jaar oud, werd ik gebeten door een makkasneki. Ik moest toen met spoed naar de stad. Mijn been zou geamputeerd worden…’ Maar toen gebeurde het meest onverwachte. Zijn familie besloot om hun zoon, eigenlijk een eigenwijze kwajongen, naar Nederland te sturen. Rink kwam in 1972, met een makkasneki beet in zijn linkerenkel, in Nederland aan. Hij had nooit kunnen vermoeden dat hij pas na 41 jaar Surinaamse lucht zou inademen.
In Nederland ging het leven zijn gangetje. Maar op 18-jarige leeftijd gaat het mis. ‘Ik ging politiebureaus in en uit’, verzucht de dichter. Hij kijkt strak voor zich uit en vervolgt met een zucht. ‘Ik kwam in een vervelend circuit terecht. Een crimineel klimaat.’ Dit leven werd van kwaad tot erger. In 1998 werd Rink opgepakt in Engeland. Hij zou 11 jaar brommen. Het zijn donkere jaren geworden met alleen zichzelf een pen en papier… ‘Ik heb toen m’n lesje geleerd en heb beloofd mijn naam te zuiveren. Ik zou gaan doen wat ik al vanaf mijn zevende jaar doe. Mijn pijn op papier zetten en vertellen aan zij die het willen horen.’
De tralies lieten een ander talent van Rink naar boven borrelen.
Eenmaal uit de bajes kwam Rink erachter dat de wereld niet op hem was blijven wachten. Het leven in straf’oso was niet gemakkelijk, maar de vrijheid had een harde prijs.  ‘Ik had daarvoor 38 jaar samengeleefd met een vrouw. Toen ik in de cel zat, wilde ze niet op me wachten. Dus…na mijn tijd had ik niets. Ik heb 18 maanden lang moeten rondzwerven in Rotterdam. Ik kwam een blinde vrouw tegen die mij onderdak bood. Via haar kon ik een woning vinden.’
Het dichten werd nu een bijzonder onderdeel van Rinks leven. Hij had vellen vol geschreven. Zijn pijn, woede en vreugde zaten in een bundeltje dat geen enkele uitgever wilde publiceren. Zijn gebeden werden op den duur toch gehoord en een uitgever ‘Calbona’ besloot een kans te wagen. Het werden vier bundels: ‘Door het geloof uit een diep dal’, ‘Warme woorden van liefde’, ‘I’m so in love’ en ‘Mi Sa Libi’.
Het geluk straalde Rink toe. Hij werd gehoord en vaak gevraagd om zijn gedichten voor te dragen. ‘Ik begon mijn naam positief te stabiliseren.’ En net toen het goed leek, sloeg het noodlot weer toe. Rinks moeder, met wie hij een meer dan een hechte band had, overleed. Een maand na de dood van zijn moeder werd een tumor van 9 cm groot in zijn longen ontdekt. ‘U hebt niet langer dan 4 maanden te leven’, werd aan de dichter verteld. Rink nam in zijn geest afscheid van deze wereld. Er was echter een vonkje dat niet uit wilde. De chemokuur die maanden in beslag nam, veranderde de eens zo imposante man in een scharminkel. Het vonkje ging echter niet uit. Na 6 maanden chemo werd hij kankervrij verklaard. ‘Mi Sa Libi’ is een getuigenis van deze struggle.
Vallen en opstaan, struikelen, de stof op je broekspijpen wegslaan, niet omkijken en verder gaan. Zo ziet het leven van Rink eruit. Hij wil zijn dichtkunsten nu aan de Surinaamse gemeenschap aanbieden. Het zal echter niet blijven bij dichten. ‘Ik ben bezig met een kinderboekje, genaamd ‘Mira de mier en vrienden’. In dat boekje helpt Mira samen met zijn vrienden kinderen om problemen te overwinnen. Typisch Rink.

error: Kopiëren mag niet!