Volgens een buurtbewoner van Nieuw Amsterdam is er vaker aangifte gedaan bij de politie vanwege mishandeling van een jongen. Deze aangiftes zijn nooit serieus behandeld. Ook is er nooit opgetreden. ‘De moeder zelf is interieurverzorgster bij de politie. Ze heeft de mannen zo ingepalmd dat de politie ons niet serieus neemt wanneer we aangifte doen. De moeder zegt dat de buurt jaloers is op haar, omdat ze een Hollandse man heeft’, vertelt buurtbewoner S.R. aan Dagblad Suriname. De krant maakte in haar editie van dinsdag 18 september onder de kop: ‘Die hond gaat pas eten wanneer er eten overblijft’, melding van dat een jongen gebukt zou gaan onder ernstige mishandeling. Dagblad Suriname maakte contact met de politie van Nieuw Amsterdam. Door de dienstdoende politiefunctionaris werd aangegeven dat zover hij zich kan heugen, er geen enkele aangifte is gedaan over mishandeling van een jongen. Dit verbaast S.R. helemaal niet. Volgens haar heeft de politie de aangiftes nooit serieus genomen.
S.R. zegt dat hetgeen de krant persoonlijk heeft meegemaakt slechts een tipje van de sluier is. De gezinssituatie was niet zo schrikbarend. Dit veranderde drastisch nadat de stiefvader in beeld kwam. De moeder heeft naast deze zwakbegaafde jongen ook nog drie andere kinderen. De oudste zoon heeft geen vaste verblijfplaats, een dochter woont in een internaat en een zoon woont in bij zijn oma. Door de buurtbewoners is zelfs het Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB), waar de jongen begeleid wordt, ingeschakeld.
De jongen gaat al drie jaren niet naar school. Hij doet al het huishoudelijk werk. ‘Wij zien hem vroeg ‘s morgens opstaan, het erf harken, huis bezemen, kleren wassen, water sjouwen met zijn fiets voor zijn moeder en stiefvader om te baden.’ Wanneer hij klaar is, vertrekt hij naar het openbaar toilet om het schoon te maken, te voorzien van water en bezoekers te ontvangen. S.R. vertelt dat de stiefvader eens een hele ton met keukenafval en resten op hem had leeggegooid, omdat hij vergeten was die op te ruimen. ‘Wij zagen de stiefvader alle troep over hem gooien. Eens had hij hem flink toegetakeld op straat.’
S.R. zegt ook dat de jongen erg angstig is. ‘De stiefvader komt vaker kijken waarmee hij bezig is.’ Zo was hij een dag bezig te eten. De stiefvader kwam aangelopen en blafte hem toe dat hij een klus niet had geklaard. Ook vroeg hij de jongen van wie hij toestemming had om te eten. Hij moest zijn eten laten en meteen aan de slag gaan. ‘We zagen hem uit datzelfde bord eten toen het al donker begon te worden. Dan lag het bord eten al die tijd buiten zonder dat het afgedekt was.’ De jongen mag ook niet naar het voetbalveld. ‘Wanneer de stiefvader hem ziet, krijgt hij vlak daar een pak rammel, waar iedereen het ziet.’
De verhouding tussen de stiefvader en de buurtbewoners is allesbehalve goed. Zo heeft hij diverse malen gedreigd de buurt te zullen neerknallen wanneer de mensen zich met zijn zaken zouden bemoeien. ‘Daarom zijn de meeste mensen voorzichtig, ze doen alsof ze niets zien. Maar ik niet hoor, die jongen moet hulp krijgen. Het kan zo niet verder.’
Asha Gajadien-Bhagwat