De Terugroepwet: Pokie en Ajaiso kansloos (deel 2 / slot )

Diana Pokie heeft naar aanleiding van haar terugroeping door de BEP een kort geding aangespannen. De insteek van dit kort geding (tegen wie?) is bij schrijver dezes niet bekend. Niet gehinderd door het gebrek aan feitelijke informatie over de eisen geformuleerd in het verzoekschrift, concludeert schrijver dat mevrouw Pokie in om het even welke vordering volstrekt kansloos is.
Verlaat vonnis – 53 assembleeleden?
Assembleevoorzitter Jennifer Simons heeft de onterechte indruk gewekt, dat bij een uitspraak in kort geding na 23 augustus a.s. de Republiek Suriname met een constitutionele ‘faux pas’ zal worden opgescheept: bij een overwinning van het kort geding door Pokie zou zij zich gedwongen zien om genoemde leden wederom tot de DNA toe te laten, met als eindresultaat dat de DNA, in strijd met de grondwet, met 53 assembleeleden zou worden opgescheept.
Laat ik beginnen met op te merken dat een rechter de voorzitter nooit kan aanzetten tot het schenden van de grondwet. De uitspraak in kort geding kan daarom onmogelijk zo geïnterpreteerd worden dat Pokie en Ajaiso onder alle omstandigheden weer tot de DNA zullen moeten worden toegelaten. Het enige dat een kantonrechter kan doen, is uitspreken dat de terugroeping door het Centraal Hoofdstembureau op een onjuiste grondslag is gebaseerd en daarom door haar instantie vernietigd wordt. Maar daarmee is nog niet gezegd, dat Pokie en Ajaiso dus weer tot de DNA moeten worden toegelaten moeten worden.
Wanneer Pokie en Ajaiso zich vervolgens bij de DNA voorzitter aanmelden met het vonnis in kort geding met het verzoek om wederom te worden geïnstalleerd, heeft het antwoord van de voorzitter heel eenvoudig te luiden: “mijne mensen, de grondwet heeft het aantal assembleeleden dwingend op 51 gesteld. Dit aantal is reeds voorhanden, dus ‘helaas pindakaas’.  U kunt toch niet van mij verwachten dat ik de ene juridische ongerijmdheid met de andere juridische ongerijmdheid ga corrigeren. Laat duidelijk zijn dat ik uw juridisch gelijk niet ga effectueren, door in strijd met de grondwet het aantal leden naar 53 te tillen. Dat kunt u echt niet van mij verwachten. Ik adviseer u in alle eerlijkheid om een bodemprocedure tegen de Staat Suriname op te starten”.
Pokie en Ajaiso zouden een eventuele weigering inderdaad daar moeten neerleggen waar het daadwerkelijk thuis hoort: niet bij de DNA maar bij de onafhankelijke bodemrechter. Let wel: de casus die na de weigering door de voorzitter aan de rechter zou worden voorgelegd is een volstrekt andere dan het vonnis waarmee Pokie en Ajaiso zich nu bij de DNA-voorzitter zouden melden. Die twee zaken moeten wij wel goed uit elkaar blijven houden. In het eerste geval (kort geding) betreft het louter een continuering van het lidmaatschap van de DNA. In het laatste geval (bodemprocedure) handelt het zich om de vraag hoe de rechtstaat Suriname dient te handelen in een overmacht situatie als de onderhavige.
Voorwaardelijke verbintenis
Waar wij mee te maken hebben – maar dit is niet de hoofdpijn van voorzitter Geerlings  –  is dat het Surinaamse constitutionele recht, in tegenstelling tot het civiele recht, niet bekend is met de rechtsfiguur van de voorwaardelijke verbintenis (hier: voorwaardelijke toelating). Het Franse constitutionele recht is wel bekend met deze rechtsfiguur: in Frankrijk mogen ministers na een voortijdige beëindiging van hun ministerschap, hun assembleezetel wederom opeisen, zij het dat er ten aanzien van het tijdstip van herintreding, wel dwingende voorwaarden zijn geformuleerd.
Een verbintenis is voorwaardelijk, wanneer bij een handeling die een zeker rechtsgevolg beoogd (het worden toegelaten tot volwaardig lid van de DNA) de blijvende realisering mede afhankelijk wordt gemaakt van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Hier dus: de terugroeping van Pokie en Adjaiso door de BEP. Een ontbindende voorwaarde doet de verbintenis met het plaatsvinden der gebeurtenis vervallen. Hier: indien de kantonrechter Pokie en Ajaiso in kort geding in het gelijk zou stellen, dan zou daarmee niet automatisch De toelating van Albitrouw en Sampie ongedaan moeten worden gemaakt.
Let u vooral op de formulering die ik in de voorgaande zin heb gebruikt: de toelating van Albitrouw en Sampie zou ongedaan moeten worden gemaakt. Niet omdat zij onrechtmatig is geschiedt, maar enkel en alleen omdat de ontbindende voorwaarde is ingetreden. Er wordt dus met zoveel woorden een dictaat voor de toekomst uitgesproken. Wat er absoluut niet gebeurt onder deze rechtsfiguur, is dat er een nietigverklaring wordt uitgesproken over de (rechts)handelingen die Albitrouw en Sampie verrichten, gedurende hun zitting in de DNA. Deze (rechts)handelingen blijven rechtmatig en rechtsgeldig. Dit, vanwege het doodsimpele feit dat zij indertijd rechtmatig en rechtsgeldig tot de DNA zijn toegelaten. Het is buitengewoon belangrijk dat niet-juristen dit onderscheid tussen nietigheid en de gevolgen van een ontbinding trachten te doorgronden.
Nadat een ontbindende voorwaarde is vervuld, is de schuldeiser verplicht de reeds verrichte prestaties ongedaan te maken, tenzij uit de inhoud of strekking van de rechtshandeling iets anders voortvloeit. In casu zou voorzitter Geerlings geen andere keuze hebben dan Albitrouw en Sampie te ‘ontslaan’ respectievelijk Pokie en Ajaiso wederom te installeren. Ik herhaal, ten overvloede, dat het Surinaamse constitutionele recht deze rechtsfiguur niet kent. De door de voorzitter gesuggereerde constitutionele ‘faux pas’ vindt naar mijn bescheiden mening geen ondersteuning in de rechtens relevante Surinaamse wetgeving.
Verzoekschrift Pokie
Wij zijn ondertussen niet bekend met de inhoud van het verzoekschrift van mevrouw Pokie en kunnen dus louter speculeren naar de eisen/vorderingen welke zij aan de kantonrechter heeft voorgelegd. Desgevraagd, zou ik haar hebben geadviseerd om in ieder geval voor een drietal ankers te gaan liggen: a) ze zou moeten beklemtonen dat A-Combinatie statutair niet rechtsgeldig ontbonden is en dat de bevoegdheid tot royement door de BEP dus onrechtmatig is geschiedt; b) ze zou moeten beklemtonen dat, indien de BEP de samenwerking met de A-Combinatie wel op de juiste wijze heeft beëindigd, het royement door de BEP in ieder geval niet op de rechtens correcte wijze is geschiedt (wijze van in kennis stellen; in acht nemen fatale termijnen etc.); c) ze zou de kantonrechter moeten verzoeken om, gegeven de aard van het conflict, de bodemrechter de tijd te gunnen om de zaak ten finale te laten bepalen (dit type conflicten hoort in een bodemprocedure thuis en mag niet via een kort geding worden beslecht).
Ik durf de weddenschap aan dat geen van de door mevrouw Pokie aangedragen verweren in kort geding stand zal houden en dat zij het kort geding glad zal verliezen. Laat ons afrondend deze drie verweren aan een nadere inspectie onderwerpen.

  1. 1.     A-Combinatie is niet conform de statuten ontbonden en bestaat in rechte dus nog

De kantonrechter merkt op dat de BEP bewijsstukken heeft overgelegd die de stelling rechtvaardigen dat de beëindiging van de samenwerking binnen A-Combinatie op een rechtens correcte wijze is geschiedt. De kantonrechter merkt daarnaast op dat mevrouw Pokie als eisende partij, geen bescheiden heeft overgelegd welke haar vordering voldoende ondersteunen respectievelijk die de door de BEP overlegde bewijzen onderuit halen. De kantonrechter verwerpt deze vordering van mevrouw Pokie derhalve en stelt de BEP, gelet op  de door haar overlegde bewijzen, voor zover het betreft haar stelling dat A-Combinatie heeft opgehouden in rechte te bestaan, onvoorwaardelijk in het gelijk.

  1. 2.     Het royement door de BEP is niet op een rechtens correcte wijze geschied

De kantonrechter merkt op dat uit de door de BEP overgelegde bescheiden niet blijkt dat deze zich heeft schuldig gemaakt aan enige vorm van termijnoverschrijding. De kantonrechter merkt op dat, zo dit wel het geval ware, een dergelijke overschrijding niet noodzakelijk het door mevrouw Pokie beoogde rechtsgevolg tot resultaat zou hebben gehad. Mede gelet op de verstoorde relatie en de afwezigheid van een herstel tussen partijen op korte termijn, stelt de kantonrechter zich op het standpunt dat een dergelijke vormfout niet als een nadeel voor mevrouw Pokie mag worden gekwalificeerd. Enig belang voor mevrouw Pokie bij een correctie van een geconstateerde vormfout is hier niet gebleken.

  1. 3.     De zaak hoort in een bodemprocedure thuis en kan niet in een kort geding worden beslecht

Nu de rechter de zaak op dinsdag 21 augustus om 11.45, naar de bodemrechter heeft verwezen heeft het geen zin om dit verweer voor u uit te werken. Ik blijf evenwel van mening – en u hebt het recht om dit van mij te vernemen – dat dit verweer bij mij geen stand zou houden. Ik blijf van mening dat het Centraal Hoofdstembureau een buitengewoon zorgvuldige afweging heeft gemaakt en dat er voor de kantonrechter geen enkele reden is om van de conclusie van het CHS af te wijken, zeker niet gegeven de enorme maatschappelijke belangen die er met een uitstel gemoeid zijn. Ik acht mevrouw Pokie ook in een bodemprocedure, in het licht van hetgeen ik hiervoor heb gesteld, bij voorbaat kansloos.
Guno Rijssel

error: Kopiëren mag niet!